De Akkers is een kaarsrechte betonnen ree die haaks op de Hoofdweg in Froombosch (Gr.) staat. Bij nummer 6, waar Sanne Santes woont, staan een linde, een oude beuk, een plataan en een rei populieren.

”t Klopt dat ons huis veel jonger lijkt dan de bomen eromheen. Tot 1980 stond hier een landarbeidershuisje waarin tot zijn dood een alleenstaande oude man woonde, Piet Dop. Hij is drieëntachtig geworden uiteindelijk. Mijn tante Linie, die hiernaast woont, zorgde de laatste jaren een beetje voor hem. Dat was niet eenvoudig want het was echt nog zo’n ouderwetse man die zijn hele leven zelf zijn gedoetje had gehad. Leefde van wat schaapjes en een touwvlechterij. Had een immense hoeveelheid katten. Vies was het er, joh! De katten jongden in zijn bed.
Mijn tante heeft ervoor gezorgd dat mijn vader en moeder het konden kopen. Mijn vader heeft het huisje tegen de grond gegooid en het teruggebouwd tot iets wat volgens de regelgeving hier niet mocht misstaan. Naderhand is het stukje bij beetje uitgebreid.
Wij zijn niet van hier. Papa komt van Zuidvelde bij Norg, Mama en haar zus, tante Linie, uit Peize. Ze hebben alledrie altijd achteraf gewoond. Papa tegen het Bunnerveen aan, Mama vlakbij een toen al afgesloten natuurgebied. Allebei mijn opa’s waren een soort keuterboer. Van mijn ene opa herinner ik me nog het erfje, een grote schuur en een wagenschuur waar je als kind zowat verdronk in de ruimte.’

Niet samenwonen

‘Mijn ouders waren al heel jong bij elkaar, hebben ze altijd verteld. Maar in Peize kreeg je geen huis als je samenwoonde. Een huis, dat konden ze niet bekostigen. Om die reden was Tante Linie ook al hiernaartoe getrokken. Hier stonden achterafhuisjes voor landarbeiders waar met weinig geld nog wat van te maken viel. In zes jaar waren mijn ouders zo ver met bouwen dat ik in een prettige omgeving op de wereld kon komen. Een jaar later is mijn broertje Casper geboren.
In het voorste huis van ons buurtje woonden gelukkig kinderen. Voor de rest heb ik mezelf leren vermaken. Mijn moeder zorgde altijd voor een hoop kinderen over de vloer. We maakten in de zandbak “heksensoep”. Er was een zwembadje. We spoten naar elkaar met Super Soakers, van die grote waterpistolen. Ik was bijna altijd buiten. Zwemmen, ergens in de tuin gaan liggen in de zon. Met Tammo spelen, een dwerggeit die ik voor mijn verjaardag kreeg. Een heel parkoers bouwde ik voor hem in de tuin, met tonnetjes als hindernissen. De geiten hebben we nog niet zo lang geleden weggedaan.
Toch was ik geen type die in haar eentje door de bossen ging struinen. Ik hou meer van gezellige dingen. Trok meestal naar het dorp. Voetbal kijken, je kwam daar altijd wel iemand van school tegen.’

Twee zusjes

‘Dus echt alleen, heb ik me nooit gevoeld. Dat kan ook niet want sinds de peuterklas zijn Jenny en ik vaste vriendinnen. “Is dat je zusje?”, vragen ze altijd of: “Zijn jullie tweelingen?”. We hebben hetzelfde haar en vinden dezelfde dingen leuk.’
De geiten van vroeger heb ik inmiddels ingeruild voor het uitgaansleven. In Slochteren is een jeugdsoos waar je op vrijdag- en zaterdagavond naartoe kunt. Of soms gaan we naar The Two Brothers in Harkstede. Die brengen je thuis met een busje.
Maar je moet niet denken dat ik alleen maar met uitgaan bezig ben. Ik zit op handbal. Dat betekent trainen en iedere week een wedstrijd spelen. Iedere vrijdag maak ik schoon bij de buren en in de vakantie werk ik in een bejaardenhuis in Hoogezand.’

Uitzet

‘Al heel vroeg merkte ik op school dat ik echte leervakken als wiskunde en talen niet leuk vond. Ik hield meer van iets waar je je handen bij moest gebruiken, biologie en anatomie. Of verzorging. Vroeger zat ik altijd aan ieders haar. Nu doe ik in Groningen een mbo-opleiding voor schoonheidsspecialiste. Misschien wil ik na school wel doorgaan met fysiotherapie. Aan mensen zitten om ze mooi te maken vind ik prima, maar ik zal nooit zeggen doe eens wat anders aan. Zo kijk ik niet naar mensen.
Ik ben al bezig met een uitzet. Zo snel mogelijk wil ik het huis uit. Maar later echt in een grote stad als Groningen wonen, lijkt me niks. Dan word je zo op jezelf teruggeworpen. Een dorp is handig. Je komt altijd wel iemand tegen die je kent. Hoewel, als ik naar huis moet fietsen en ik kom vanaf de Hoofdweg de Akkers opdraaien, denk ik vaak, moet ik nog dat hele eind? Dan concentreer ik me maar even op de muziek die ik straks thuis ga draaien. Keihard want dat kan tenminste hier. Niemand in de buurt die er wat van zal zeggen…’

Trefwoorden