Ruim tweehonderd jaar geleden hebben militaire ingenieurs Zuidoost-Drenthe, Westerwolde en de omgeving van de stad Groningen in kaart gebracht. Deze als de Hottinger-atlas bekend staande verzameling van 118 handschriftkaarten, vervaardigd tussen 1773 en 1794, berust in het Nationaal Archief te Den Haag.

Veel van de kaarten die in het verleden van ons land zijn vervaardigd hebben een militaire achtergrond. Voor de legerleiding is door de eeuwen heen een goede kennis van het gebied waarop de strijd zich zou kunnen afspelen, van groot belang geweest. Voor de verdediging van het Noorden was de moerasgordel langs de oostgrens van Zuidoost-Drenthe en Westerwolde van groot belang. Ondanks de aantastingen van het oorspronkelijke hoogveen door de plaatselijke bevolking vormde dit moerasgebied aan het eind van de achttiende eeuw nog een geduchte barrière tegen een aanval. Om vanuit het oosten de provincie Groningen of het zandgebied van Drenthe te bereiken moest eerst een vele kilometers breed veengebied worden doorkruist. Dit gebied was, zeker in de herfst en winter maar ook in andere periodes, nauwelijks passeerbaar voor grote legereenheden.
Eind achttiende eeuw voldeden de eerder gemaakte kaarten van dit gebied niet meer aan de eisen van de legerleiding. Zij waren te onnauwkeurig en te weinig gedetailleerd. Ook was het landschap inmiddels veranderd. In 1788 besloot de Raad van State, de instantie die ten tijde van de Republiek verantwoordelijk was voor legerzaken, dat het gebied opnieuw in kaart moest worden gebracht. De van oorsprong Zwitserse kapitein ingenieur J.H. Hottinger werd met de leiding van de werkzaamheden belast. Als assistenten werden hem luitenant ingenieur M.A. Snoeck en extraordinaris ingenieur H.J. van der Wijck toegewezen.

Gedetailleerde kaarten

Over het verloop van de karteringswerkzaamheden, die in totaal vier jaar in beslag namen, geven de archieven geen uitsluitsel. Tijdens het voorjaar, de zomer en een deel van het najaar zullen de militaire ingenieurs met de terreinopmetingen bezig zijn geweest, waarna in de winter de kaarten in het net werden getekend. De ingenieurs karteerden niet alleen het militair belangrijke veengebied, maar ook een gedeelte van de daarachter liggende zandgronden. Daarbij brachten zij de dorpjes in dat gebied nauwkeurig in kaart.
In september 1791 kon bericht worden gestuurd naar de Raad van State dat alle benodigde opmetingen gedaan waren en dat in het volgend voorjaar de kaarten in het net getekend zouden zijn. Dat bleek inderdaad het geval, want in juni 1792 verscheen Hottinger in de vergadering van de Raad om de resultaten van de werkzaamheden, 22 zeer gedetailleerde kaarten, te tonen. In september van dat jaar werden de kaarten bij de Raad ingeleverd.

Groningen en omgeving

De kartering van de streek rond de stad Groningen was de laatste grote activiteit van de militaire ingenieurs in Noord- en Oost-Nederland aan het eind van de achttiende eeuw. Na het gereedkomen van de werkzaamheden in Zuidoost-Drenthe en Westerwolde gaf de Raad van State Hottinger opdracht kaarten te vervaardigen van een gebied dat zich vanaf de stad Groningen naar het oosten tot aan Delfzijl en naar het westen tot aan de Friese grens uitstrekte. Snoeck en Van der Wijck konden hem daarbij weer assisteren. De kaarten zouden de basis moeten vormen voor een nieuw op te stellen provinciaal inundatieplan. Onderwaterzettingen werden, mede op grond van ervaringen in het verleden, als een belangrijk hulpmiddel beschouwd bij een mogelijke strijd. Alleen met behulp van goede, gedetailleerde kaarten kon nauwkeurig worden bepaald welke gebieden onder water moesten worden gezet.
In juli 1792 liet Hottinger zich aandienen in de vergadering van de Gedeputeerde Staten van Stad en Lande om medewerking te vragen bij de opmetingen. De Groninger heren waren daartoe zoals te verwachten bereid. Ook zij hadden baat bij een goede kaart. Weliswaar had Beckering in 1781, niet lang daarvoor dus, een nieuwe kaart van de gehele provincie vervaardigd, maar deze was te kleinschalig en te weinig gedetailleerd om als basis voor een inundatieplan te dienen. In september gaven zij opdracht aan ‘Alle Richters in de Ommelanden, mitsgaders de Drost der beide Oldambten en respectieve Ambtmannen van ’t Klei Oldambt en het Gorecht’ om de benodigde hulp en assistentie te verlenen.

Brouillonkaarten

De werkzaamheden in Groningen werden niet voltooid. Toen in de loop van 1793 en 1794 de spanningen met Frankrijk steeds verder toenamen werden de ingenieurs teruggeroepen om hun militaire taken weer op te nemen. Ook na de bezetting van Nederland door de Fransen begin 1795, werd het werk niet hervat. Gelegenheid om de kaarten in het net te tekenen is er door de gebeurtenissen blijkbaar niet meer geweest. Het resultaat van het werk bleef beperkt tot zes ‘brouillonkaarten’ (concepten), die een veel kleiner gebied omvatten dan oorspronkelijk was bedoeld.
Het gebied dat in kaart werd gebracht, bestaat uit de stad Groningen, een deel van de Hondsrug, de laag gelegen streek ten oosten daarvan en een deel van het Westerkwartier. De reden waarom juist de genoemde gebieden als eerste werden opgemeten, is niet bekend. Het gebruikelijke memoriaal, met daarin een toelichting op de werkzaamheden, ontbreekt. In het geval van de kartering van een deel van de Hondsrug zal mogelijk een rol hebben gespeeld dat deze hoge en daardoor droge zandrug de meest waarschijnlijke aanvalsroute van een vijandelijk leger vormde.
Hoewel ons dus alleen conceptkaarten ter beschikking staan, zijn zij toch van grote waarde voor onze kennis van het gebied aan het einde van de achttiende eeuw. Voor de meeste van de afgebeelde dorpen vormen zij bijvoorbeeld de oudste gedetailleerde afbeelding van de bebouwing.

De atlas

Zoals in het begin van dit artikel gesteld, zullen in de door de Drentse Historische Vereniging uit te geven atlas alle 118 kaarten van de Atlas topographique van het frontier des IJssels, Wedde en Westerwoldingerland worden opgenomen. De kartering van Overijssel en Gelderland vond al vóór die van Drenthe en Westerwolde plaats. Tussen 1773 en 1783 brachten de ingenieurs Van Hooff, Snoeck en Van Kesteren de IJssel en de bovenloop van de Rijn en Waal in kaart. Tussen 1785 en 1787 volgde de kartering van Salland en de Graafschap, ditmaal onder leiding van ingenieur Wollant. Gelijktijdig met de kartering van Zuidoost-Drenthe en Westerwolde werd ook Twente in kaart gebracht.
De kaarten zijn allemaal op een schaal van honderd roeden op een Rijnlandse duim (1:14.400) getekend. In de door de Drentse Historische Vereniging uit te geven atlas zullen zij op een kleinere schaal worden opgenomen. De details zullen echter goed herkenbaar blijven. De atlas, die een formaat krijgt van 33,5 x 24 cm, zal in kleurendruk worden uitgevoerd. Juist het kleurgebruik maakt details, zoals de bebouwing, goed zichtbaar. Het kaartgedeelte zal worden voorafgegaan door een uitgebreide historische inleiding, waarin van elk van de gekarteerde gebieden een beschrijving zal worden gegeven van het militaire belang ervan en van de wijze waarop de kaarten totstandkwamen.

De atlas kan besteld worden bij de Drentse Historische Vereniging, postbus 243, 9400 AE Assen. Tot juni 2003 bedraagt de voorintekenprijs € 40. Een briefje of een e-mail naar dhv@dhv-drenthe.info met vermelding van uw naam en adres is voldoende. U krijgt de atlas dan eind juni, begin juli met een acceptgiro voor de betaling toegezonden. Voor verdere informatie zie www.dhv-drenthe.info.

De auteur is historicus en samensteller van de besproken atlas.

Trefwoorden