In de negentiende eeuw vierde de Engelse Landschapsstijl hoogtij in Nederland. Formele tuinen veranderden in romantische parken. Het waren de herenboeren op de Groninger klei, voornamelijk in het Oldambt, die vanaf 1850 profiteerden van hoge graanprijzen.

Zij bouwden riante woonhuizen en lieten de tuin naar de laatste mode aanleggen. Kosten noch moeite werden gespaard om de tuin tot een waar’pronkjewail’ om te vormen. De nutstuin verdween naar de achtergrond. Schuren en stallen gingen voortaan schuil achter het ‘bergje’ en geboomte. In de volksmond werden de tuinen ‘slingertoenen’ genoemd, naar het kronkelend verloop van de paden. Het glooiende Engelse landschap vormde de inspiratiebron voor de landschapsstijl.
Roodbaard (1782 – 1851) introduceerde deze stijl in de noordelijke provincies. Hij ontwierp met name parken bij Friese stinsen. In de provincie Groningen drukten maar liefst vijf generaties ontwerpers uit het geslacht Vroom hun stempel op tuinen van gegoede boeren.

Stijlkenmerken

Kenmerkend voor slingertuinen zijn onverwachte doorkijkjes. Zichtlijnen zijn vaak schuin gericht. Het water spiegelt de gevel van de boerderij of villa, die daardoor vanaf de straat nog voornamer lijkt. De uitgegraven vijvergrond is opgeworpen tot een bergje. In het zacht glooiende gazon staan bijzondere soorten parkbomen, zoals rode beuk en goudes. Licht reliëf doet de tuin groter lijken. Zorgvuldig aangelegde slingerpaden en perken met bloeiende heesters en coniferen versterken het perspectief. Wangen, halfronde perken grenzend aan de gevel, zorgen voor een naadloze overgang van de rechte muren naar de zwierige tuinstijl. Wanneer het zijerf bij de tuin betrokken wordt, ontstaat er ruimte voor een grotere waterpartij, soms met een eiland of in de vorm van een meanderende rivier. Hier komen bruggetjes en prieeltjes pas echt tot hun recht. Vooral in de open kleigebieden vormen de zwierige tuinen met hun grote bomen een groot contrast met het omringende landschap.

Aandacht voor herstel

Halverwege de twintigste eeuw versoberen de meeste slingertuinen. Efficiëntie en gemak zijn sleutelwoorden en ook nu loopt de Groninger boer voorop. Een bewerkelijke tuin past niet meer in dit plaatje. Soms wordt rigoureus afgerekend met het verleden. Waterpartijen, paden en perken worden met het gazon gelijk gemaakt. Het oorspronkelijke ontwerp vervaagt. Wat echter bleef waren de inmiddels monumentale bomen, glooiingen en waterpartijen. Aan het eind van die zelfde eeuw groeide weer de belangstelling voor boerenerven. Inventarisatie van de (voormalige) erven in het Oldambt bracht het sluimerende bestaan van veel slingertuinen aan het licht. Met behulp van overheidssubsidie is het herstel van slingertuinen eind jaren ’90 ter hand genomen. Onlangs is het project ‘Slingertuinen’ in het Oldambt afgerond. Een dertigtal waardevolle tuinen is hier gerestaureerd en hersteld. Het project wordt op dit moment vervolgd met het herstel van 15 tuinen in de kuststrook en in de regio Slochteren. De boerderijtuin is weer terug als visistekaartje van bedrijf, dorp en streek.

Het project ‘Slingertuinen’ is een samenwerkingverband tussen de Boerderijenstichting Groningen, de Vereniging van Kleine Dorpen Groningen en Landschapsbeheer Groningen.

De auteur werkt bij Landschapsbeheer Groningen

Trefwoorden