Op twee plekken in de provincie Groningen staan sinds vorig jaar onder architectuur gebouwde agrarische schuren, ontworpen door Jan Giezen van het Groningse bureau Artès. Een boer uit Pieterburen en een boer uit Godlinze zijn de eigenaren. Zij namen deel aan het project 'Agrarisch landschappelijk bouwen op het Hogeland' van de vereniging Wierde en Dijk, een organisatie van boeren en burgers uit Noord-Groningen die streeft naar meer harmonie tussen landbouw en landschap.

Voor het plan om mooiere agrarische schuren te laten ontwikkelen, kreeg Wierde en Dijk subsidie van de provincie, Leader en het projectbureau Belvedere. Jan Giezen werd ingeschakeld om voor vijf geïnteresseerde boeren een schuur te tekenen die past bij de omgeving en bij de traditionele bedrijfspanden. Een schuur dus die afwijkt van de standaard stalen dozen uit de catalogus van hallenbouwers. Want steeds meer mensen, zegt Giezen, storen zich aan deze objecten met goothoogten tot wel vijf meter, een flauwe dakhelling en felle kleuren als geel, rood, blauw en wit. Ook veel boeren zijn om esthetische redenen niet gelukkig met het reguliere aanbod, weet de architect.

Fatsoenlijke kleur

In nauw overleg met de betrokken boeren sneed hij elk ontwerp toe op het gebruiksdoel en de ruimtelijke situatie. Twee van de vijf agrariërs, Betto Rietema uit Pieterburen en Martin Wiersema uit Godlinze, besloten tot uitvoering over te gaan. Rietema kreeg een werktuigenschuur. Wiersema en zijn broer gebruiken de nieuwe schuur voor het veilingklaar maken van hun biologische kool, koolraap en pompoen, en als koelcel. Er is ook een open deel voor opslag van strobalen.
Vooral de bergruimte van Rietema wijkt op het eerste gezicht niet veel af van het bekende. Geprofileerde groene metalen damwanden en donker golfplaat bepalen het aanzien. Toch oogt dit bouwwerk ingetogener dan de rechttoe-rechtaanhallen, dankzij de toevoeging van baksteen, de vrij lage wanden met raampjes, de dakhelling die is afgestemd op de twee 150 jaar oude kapschuren, en de schuin aflopende kopse kant. In de nok kwam als extra streekkenmerk een uilenbord.
Giezen verwerkte in zijn ontwerpen de grondtrekken van de ‘Groninger vorm’ (wolfseinden, kap) maar wilde wel dicht bij de gebruikelijke bouwprijs blijven. ‘Anders zal geen boer zo’n schuur willen neerzetten.’ Daarom nam hij materialen en technieken van de standaardschuur grotendeels over. ‘Ik heb geen bezwaar tegen plaatstaal, als de kleur maar fatsoenlijk is.’
Bij Wiersema in Godlinze viel de schuur vrij groot uit, doordat groentekisten tegen lagere wanden minder hoog kunnen worden opgestapeld. Ook de royale toepassing van baksteen maakte deze schuur duurder dan normaal. Aanvankelijk werd overwogen om aan de achterzijde bomen te planten. Maar een landschapsarchitecte vond schaamgroen niet nodig: de schuur mag gezien worden.
Behalve aan de traditionele vorm besteedde de architect in zijn ontwerpen veel aandacht aan de situering: de lage kant dient naar het landschap of de weg te worden gekeerd, de hogere gevels naar de boerderij. ‘Op een simpele manier ontstaat zo weer samenhang met de omgeving.’
Onder de kap van de schuur is in principe elke indeling mogelijk. Zo liggen er ook ontwerpen klaar voor onder meer een half ondergrondse aardappelbewaarplaats en een multifunctionele schuur, inclusief een veestal. Kandidaten daarvoor hebben zich intussen gemeld. Uit het schuurmodel kan ook een complete boerderij worden afgeleid. Giezen werkt hier momenteel aan, in opdracht van een boer die een nieuwe kop-hals-romp wil.
In feite heeft Giezen een aangepaste standaardschuur ontwikkeld. Binnenkort verschijnt een soort catalogus, met een advieslijst voor (aardse) kleuren. De meerkosten van de alternatieve ontwerpen zijn volgens Giezen zo beperkt dat dit verdere streekeigen schurenbouw niet in de weg hoeft te staan.