In Zuidoost-Friesland wordt behalve Fries en Nederlands ook Stellingwerfs gesproken. Dit is een van oorsprong Nedersaksische taal die verwantschap vertoont met het Drents en het Overijssels.

Wanneer gebruiken we een smikseltien?
Kan een dwirre gevaarlijk zijn voor de oogst?
Is er met een proatbuul nog wel een normaal gesprek mogelijk?
Kan een zwaanselkont de marathon lopen?

In Zuidoost-Friesland wordt behalve Fries en Nederlands ook Stellingwerfs gesproken. Dit is een van oorsprong Nedersaksische taal die verwantschap vertoont met het Drents en het Overijssels. Zoals veel andere streektalen dreigt ook het Stellingwerfs steeds meer een minderheidstaal te worden. Dankzij de inspanningen van de Stichting Stellingwarver Schrieversronte neemt de belangstelling vooral de laatste jaren weer toe: er zijn literaire prijzen in het leven geroepen, ouders kunnen hun kinderen voorlezen in het Stellingwerfs en voor zangkoren is repertoire samengesteld in de streektaal.
Directeur Pieter Jonker is tevreden over de groeiende belangstelling voor ‘zijn’ taal. ‘De vraag of het Stellingwerfs nog lang zal blijven bestaan wordt me zo vaak gesteld. Ik heb er geen antwoord op en ik vind de vraag eigenlijk ook niet interessant. Wij zijn vooral bezig met het hier en nu: worden de boeken die we uitgeven gelezen, genieten mensen van onze taalcursussen? Dat is onze drijfveer.’

‘Doctor Gruunetuun schrift een woordeboek,’ zee meneer Hartogh, ‘zien levenswark. Hi’j het er al tien jaor opzitten.’
`Bi’j welke letter zitten jow?’ vreug Martin.
‘De A,’ zee de doctor.
‘Dat schöt dan lekker op,’ zee Martin.
(Uit: Et Buro 1 van Jan Jelle Foxhol)

De Stichting Stellingwarver Schrieversronte huist sinds 1997 in een monumentaal oud bankgebouw in het centrum van Oldeberkoop. De kluizen vormen bijna letterlijk de bewaarplaats van de Stellingwerfse taal. Wie de deuren opent, vindt een grote verzameling van ruim 200.000 fiches waarop al het materiaal voor het 4000 pagina’s dikke Stellingwarfs Woordenboek geschreven staat. Een project van streektaalfunctionaris Henk Bloemhoff, die van 1975 tot 1991 in alle 25 dorpen systematisch onderzoek verrichtte. Momenteel wordt gewerkt aan het laatste deel en er zijn plannen voor een zakwoordenboek en een woordenboek Nederlands-Stellingwerfs.
Jonker benadrukt nog eens dat de Stichting sterk op het heden gericht is. ‘Onze belangstelling voor de Stellingwerfse cultuurhistorie gaat gepaard met een even grote interesse voor de betekenis van de taal nu en wat men ermee kan in het dagelijks leven. Als we bijvoorbeeld signalen krijgen dat er op een bepaald gebied extra belangstelling is voor het Stellingwerfs, springen we daar op in.’ Vandaar de samenstelling van de Stellingwarf Cantate vorig jaar, een bundel met materiaal voor zangkoren. Dit jaar onderzoekt de Stichting het toenemende gebruik van Stellingwerfse liederen bij de afscheidsplechtigheid tijdens begrafenissen en crematies.

et Stellingwarfs
is de freule
van de taelen;
mien moeke praotte et ok.
(Uit: Deftig van Oene Bult)

Taal van het gezin en de boerderij

De aandacht voor de Stellingwerfse taal is, vergeleken met die voor andere streektalen, nog maar recent. ‘Het Stellingwerfs was echt de taal van het gezin en de boerderij’, vertelt Jonker. ‘De mensen hier zeiden vroeger dat ze krom of boers praatten. Men vond de taal een vanzelfsprekendheid en was er niet echt trots op.’
Begin jaren zeventig trok een groepje enthousiastelingen, onder wie Henk Bloemhoff en Pieter Jonker, zich het lot van de taal aan: april 1972 richtten zij de Stichting Stellingwarver Schrieversronte op. ‘Eindelijk was er iets voor ons gebied. Anders dan de naam van de stichting doet vermoeden, wilden we een centrum worden waarin we aandacht voor taal en aanverwante onderwerpen als cultuur en geschiedenis konden bundelen’, aldus Jonker.
Meteen na de oprichting telde de Stichting veertig leden en gonsde het van de activiteiten. De Stellingwervers konden hun taalkennis opvijzelen bij verschillende cursussen en konden voorstellingen van ’t Harbargespul, het Stellingwerfse cabaret, bezoeken. Basisscholen werden benaderd om in hun lessen ruimte voor de streektaal in te ruimen en er werd een tijdschrift opgericht: De Ovend (de oven). Ook legden de vrijwilligers met het verzamelen van allerlei teksten in en over het Stellingwerfs de basis voor het huidige documentatiecentrum.

Standaardwerk

De Stichting wilde ook boeken uitgeven in het Stellingwerfs. ‘Wij kenden geen traditie van het publiceren van boeken in de streektaal’, vertelt Jonker. ‘Er waren wel mensen actief, zij publiceerden in kranten en gaven voordrachten. Maar er was, meen ik, maar één echt boek. We hebben er nu ruim 120 op de plank staan, variërend van fictie en poëzie tot boeken waarin we bijvoorbeeld onderzoeksresultaten publiceren. Op dit moment loopt er een project om de archeologie van de Stellingwerven in kaart te brengen. Dat moet uitmonden in een standaardwerk dat geschikt is voor een breed publiek, waarin ook nieuwe onderzoeksresultaten naar voren komen.’

Tussen wolkens, wiend en waeter
ligt et laand van Lend’ en Kuunder
Altied Stellingwarvers, vroeger, now en laeter
klinkt jim eigen mooie tael as ’t roezen in een nuunder
(Uit: ‘Tussen wolkens wiend en water’, Johan Veenstra in: Stellingwarf Cantate)

De Stichting telt nu 1400 leden, heeft vijf vaste krachten in dienst en de naamsbekendheid is groot. Inmiddels is er regelmatig contact met provincie en gemeenten over hun taalbeleid, en ook de Stellingwervers zelf worden veelvuldig op de hoogte gebracht van de jongste activiteiten. Zo krijgt ieder adres met de zogenoemde sutelactie eenmaal in de drie jaar bezoek van een vrijwilliger, vergezeld van een kruiwagen volgeladen met boeken en tijdschriften. ‘Ze kunnen echt niet onder ons uit!’, lacht Jonker.
En die inspanningen hebben resultaat. ‘Zo langzamerhand is de Stichting een instituut dat gedragen wordt door de Stellingwerfse samenleving. Dat is belangrijk en ik ben er erg dankbaar voor. De taal heeft inmiddels een zekere status gekregen, zeker ook sinds de gemeenten zich meer met de taal bemoeiden.’ Opvallend is dat vooral ook nieuwe inwoners van de Stellingwerven belangstelling tonen voor de activiteiten van de Stichting: zij melden zich vaak aan voor cursussen en tonen belangstelling voor de regionale geschiedenis en identiteit.

Wi’j bin gien echte Friezen
mar ok gien Drenten meer.
Mar in oons dörp of buurtschap,
daor helpen wi’j mekeer
(Passage uit het Stellingwarfs Volkslied)

Friezen en Stellingwervers

Die regionale identiteit verschilt volgens Jonker duidelijk van die van de rest van Friesland. ‘Friezen, zeggen er hier veel, dat zijn de mensen aan de andere kant van de Kuunder. Maar ook als men in het algemeen aan Friesland denkt, komen vooral beelden van het wad en de meren op en niet het besloten landschap van de Stellingwerven. Onze klokkenstoelen en bepaalde boerderijtypen zijn niet typisch Fries, maar zijn juist weer te vinden in een aangrenzend deel van Overijssel en Drenthe.’ Juist die eigenheid zou volgens Jonker meer benadrukt moeten worden.
‘Het zou mooi zijn als de Stichting Stellingwarver Schrieversronte het gebied samen met andere organisaties en de gemeenten beter op de kaart kan zetten. Wat dat betreft denk ik dat er voor ons nog veel te doen is in de toekomst. Versterking van het oorspronkelijke karakter van de Stellingwerven, ook door de taal goed te onderhouden, is een garantie voor de toekomst. Maar alles wel op de bescheiden schaal die we hier gewend zijn. Dat is onze grote kracht.’

Vertaling van de muuilike woorden: smikseltien = smeerseltje, dwirre = wervelwind/kleine windhoos, proatbuul = veelprater, zwaanselkont = iemand die slecht loopt.

Trefwoorden