Mijn bezoek aan Donderen is een toevalstreffer. Ik wilde er helemaal niet heen. Mijn reisdoel was Een. Want dit dorp was vroeger wereldberoemd om een kapper die van kale kruinen wilde haarbossen wist te maken. Stiekem hoopte ik de geheimen van deze tovenaar te doorgronden. Maar op weg naar Een raak ik op een dwaalspoor. Mijn interne kompas draait dol. Weg is mijn richtingsgevoel. Weg is Een. Pardoes rijd ik de wondere wereld van Donderen binnen. Zou het magie zijn? Wie weet

Honderdzesentachtig huizen bewoond door circa vijfhonderd mensen. Dat is Donderen in een notendop. Een kerktoren ontbreekt. Het dorp is in tweeën gesplitst door een autoweg die Eelde-Paterswolde met Vries verbindt. Oostelijk van deze weg ligt de Donderse nieuwbouwwijk. Gebouwd in de jaren zeventig bestaat het grotendeels uit rijtjeshuizen en twee-onder-een-kapwoningen. In zulke uniforme wijken worden voortuinen vaak een belangrijk onderscheidingsmiddel. Donderen is geen uitzondering. Het ideeëngoed van Eigen Huis en Tuin is sterk vertegenwoordigd. Aan de westzijde van de weg ligt de oude dorpskern. Daar staan authentieke boerderijen met bemoste of net nieuw gedekte rietdaken. Daar zijn tuinen grasvelden en groeien chrysanten in kruiwagens. Daar liggen kleine weilanden door het dorp verspreid en hebben hoge kastanjebomen zich stevig verankerd langs smalle klinkerstraatjes. En net als in de nieuwbouwwijk gebeurt ook daar he-le-maal niets. Niets!

De zon schijnt en vijfhonderd mensen zitten kennelijk binnen. Hoe bestaat het. Ik speur maar ontdek niemand. Buiten zie ik alleen onbekommerd kauwende ponny’s. Donderen heeft meer ponny’s dan ik in de laatste drie jaar bij elkaar zag. Stoere lichtbruine Shetlanders met lange manen die zich nergens aan storen. Of het nu het doorrijdend verkeer op de autoweg is, of de net losgekomen Boeing 737 die met gierende motoren vakantiegangers naar hogere sferen brengt; het gaat compleet aan de dieren voorbij. Zonder twijfel is Donderen een dorp van rust.

Midden in het oude Donderen staat een informatiebord mij te woord. (…) ‘Het esdorp Donderen heeft al een lange geschiedenis achter zich. (…) In de 9e eeuw telde de op de rug van Rolde gelegen nederzetting 12 erven. De naam van het dorp wordt echter voor het eerst vermeld in een document uit 1355 onder de naam Dunre (…) Van de oude, met riet bedekte, Saksische boerderijen zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven. Typerend voor deze boerderijen zijn de meestal naar de straat gerichte, dikwijls terugliggende baanderdeuren in de achter- of zijgevel.’ Meewarig kijk ik rond. Dit is nuttige informatie. Hier is elke boerderij met riet bedekt. Alle hebben deuren in de achter- of zijgevel. En hoe moet ik in vredesnaam een baanderdeur herkennen? Dan maar geen Saksische boerderijen. Ik vind ze gewoon allemaal mooi.

Pompoenen, onbespoten komkommers, waterlelies en autowielen met blitse doppen. Ze staan langs de kant van de weg te koop. Bingo! Een mevrouw met opgestoken rood haar staat ernaast. Ze stelt zich voor als mevrouw Bosboom. Ik vraag naar verhalen over het dorp. ‘Dan moet je met een echte Donderboer spreken’, is haar antwoord (spreek: Dunder) ‘Zelf woon ik pas zesentwintig jaar in Donderen en ik ben nog steeds geen Donderboer. En ik zal het ook nooit worden want daarvoor moet je in het dorp geboren zijn.’ Toch nodigt ze me uit in haar achtertuin.
Een rond, wit tafeltje staat met vier stoeltjes op het gras tussen een vijver en een kippenhok. Een man op leeftijd tuiniert en heeft er duidelijk plezier in. De sfeer is gemoedelijk. Mevrouw Bosboom komt terug met wat te drinken, een telefoonboek en een draagbare telefoon. ‘Zo, eens even kijken of we voor jou een Donderboer kunnen vinden.’ Meerdere nummers worden gebeld; zonder resultaat. ‘Er is een bloemencorso in Eelde zegt ze verontschuldigend. Veel mensen zijn die kant op.’ Dat verklaart een hoop denk ik bij mezelf. Maar dan is het raak. Een lang gesprek over van alles en nog wat ontspint zich. Duidelijk een goede bekende. De vijver zit vol kleine kikkers. Mevrouw Bosboom hangt op, kijkt me breed lachend aan en zegt dat keuvelen typisch Donders is. Daarna staat ze op en loopt de tuin uit.

Na circa tien minuten komt ze terug met een heuse Donderboer. Het is mevrouw Harms. Een fiere vrouw van in de vijftig. Volgens haar dankt Donderen zijn naam aan de vele blikseminslagen. Ze zegt dat de grond rond het dorp rijk is aan ijzeroer. Ze herinnert Donderen als beklemmend. Ze snakte vroeger naar adem. ‘Iedereen hield je in de gaten. En omdat onze ouders een winkel hadden, moesten we ons aan alle regels houden. Om de klandizie niet te schaden, begrijpt u wel? Zo mocht je overdag niet buiten zitten en zelfs niet met de kinderwagen op straat. Want dan was je een luie vrouw.’ In de jaren zestig vertrok ze met haar man en kinderen.

Wat mevrouw Harms tegenwoordig opvalt, is dat veel mensen die in Donderen zijn geboren, terugkomen. Ze strijken vooral neer in de nieuwbouwwijk. De Donderboeren komen terug. Haar zoon woont ook weer in het dorp. ‘Als wraak voor vroeger ga ik nu wel eens heerlijk met m’n kleinkinderen buiten wandelen.’

Trefwoorden