Ooit moesten de stadswallen en stadspoorten wijken voor uitbreiding van handel en nijverheid en broodnodige woningbouw. Vormgeefster Saar Oosterhof laat de stadswallen herleven, en als het een beetje meezit de poorten ook.

Ze heeft iets met materialen. Materialen en tegels. Saar Oosterhof (1971) vormgeefster in Utrecht, studeerde in 1996 af aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Op tegels, terwijl ze afstudeerde op textielvormgeving. Nu waren het weliswaar soft-tiles, maar dat lijkt niet echt het dragen ervan voor een leuk avondje uit te veraangenamen. ‘Het ging mij ook niet om het ontwerpen van kledingstukken, maar om materialen. Daar ben ik altijd mee bezig geweest. Die soft-tiles met daarin hologrammen verwerkt waren daar een uitvloeisel van.’ Materialen dus. Experimenten met polyurethaan. Droog Design nam ze als prototype op, maar ze nam ze in eigen productie. In een iets andere vorm liggen de zachte tegels nu in opdracht van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst in een school in Amsterdam-Noord.

Hologrammen

Stadsarcheoloog Gert Kortekaas heeft iets met de geslechte wallen rond de stad. Niet zo raar voor een archeoloog, die in de Herestraat in Groningen al de oude Herepoort heeft laten herleven in een mozaïek van veldkeien. Eigenlijk was het zijn bedoeling om alle poorten rond de stad te markeren. De vraag voor hem was alleen welke poorten dan en uit welke periodes. Het markeren van de stadswallen leek een betere optie. Maar hoe? Het eureka kwam via een publicatie over het werk van Saar Oosterhof. Vooral de hologrammen leken fascinerend. ‘Kan dat ook voor buiten?’, zo luidde het telefoontje naar Utrecht. Oosterhof, had geen flauw idee, maar zei ja. ‘Ik dacht, ik ga er gewoon voor.’
De opdracht luidde: ‘Ontwerp een steen voor het markeren van de stadswallen’. Op twee plekken in de stad liggen ze intussen. Glitterstenen, een mengsel van hars, kleurpigmenten en glitter. Tientallen langwerpige stenen in het trottoir van de Gelkingestraat, vlakbij het Zuiderdiep, en ronde stenen in de Pelsterstraat, ook vlakbij het Zuiderdiep. Experimenten zijn het nog. De proef gaat een half jaar duren. Onderzocht moet worden of de stenen technisch voldoen. Daar moet een half jaartje Gronings klimaat overheen. Worden ze glad bij regen of barsten ze bij vorst? Oosterhof is er vrij rustig onder. ‘Ik denk bijvoorbeeld niet dat mensen zullen uitglijden. De stenen liggen tussen andere stenen in en dat geeft volgens mij voldoende grip.’

Glitter genoeg

Heel anders dan een tochtje over de wallen destijds, zal het tochtje over de markeringen wel worden. Al lopend over de plekken valt eigenlijk niets speciaals op. Totdat je opeens vanuit je ooghoek iets ziet. Vooral bij zon, want in het ontwerp zijn hologrammen ingebouwd. Die plaatjes die iedereen kent. Je beweegt en ze veranderen van vorm, krijgen diepte. Zo ook de glitterstenen. Zeven kleuren heeft de vormgeefster erin verwerkt. Meer dan uiteindelijk de bedoeling is. Veel wil ze er niet over zeggen. Het is juist het geheime procédé dat geheimzinnigheid in de hand moet werken. ‘Het is een gietproces. Elke steen wordt met de hand gemaakt. De rest is geheim, niet alleen omdat ik dat procédé wil beschermen. Maar ook omdat het juist die geheimzinnigheid is die het spannend maakt. Ik wil juist graag dat mensen denken: Hé, wat is dit? De bedoeling is dat tijdens het lopen de aandacht wordt getrokken, je loopt even terug. Er valt wat te zien, hoewel het geen geweldige kleurenexplosie is. De verandering van kleur gebeurt geleidelijk.’
Het budget voor de markeringen is er ondertussen. Duur zijn, ze volgens Kortekaas. Hoe duur wil hij niet zeggen, want het is zijn grote wens ook nog de poorten te laten herleven. Dat zou op zes punten rond de stad moeten. Ze zijn gepland op de hoeken met dwarsstraten, als een doorbraak van de stadswal. Herepoort, Oosterpoort, de Poelestraat, Boteringestraat, Ebbingestraat en A-straat. Het geld mag er dan nog niet voor zijn, Saar Oosterhof heeft glitter genoeg.

Hoeveel veiligheid de vestingwerken de stad Groningen ook altijd hadden geboden, ze begonnen aardig te knellen zo rond 1870. Bloei en welvaart werd tegengehouden en als verdediging waren ze van nul en generlei waarde meer. Vlaggen uit dus in 1874, toen de Tweede Kamer op 11 maart de Vestingwet had aangenomen. ‘Gronings Ontzet’, zo kopte de provinciale Groninger Courant, want ook de woningnood was groot. ‘Een gemis van frissche reine adem der velden, die verschrikt terugdeinsde voor de poorten; onmiddellijk achter de wallen, in naauwe bedompte huizen, zooals wooningnood ze alleen bewoonbaar maakt, bleef elke smetstof hangen. De handel, de nijverheid iedereen klaagde’.
Ondanks het contract uit 1878 dat de ontmanteling door het rijk zou gebeuren, begon de sloop van de vestingwerken al in 1875: Steentilpoort en Kleinpoortje. De voornaamste vesting bij de Hereweg werd in 1876 doorbroken. 28 Maart ging de eerste spade de grond van de Herepoortenwal in. De Herepoort, gebouwd in 1621, zou aanvankelijk als ‘een verdienstelijk voortbrengsel van de architectuur’ elders weer worden opgebouwd, met de façade van de Steentilpoort aan de achterkant; een hoogstandje dat technisch niet haalbaar bleek. ‘Dan maar laten staan’, zo luidde het advies. ‘Nee’, zo oordeelde het gemeentebestuur, ‘dat ding staat in de weg’. Na veel geharrewar over verplaatsing, verdween de Herepoort uiteindelijk naar de tuin van het Rijksmuseum. Boteringe- en Ebbingepoort verdwenen in 1878. Ze werden gewoon gesloopt. Net als de rest.
Maar niet alleen de poorten verdwenen. Ook het geliefkoosde uitje over de stadswallen, waarbij het ruim genieten was van uitzicht over het land rond de stad: schepen, trekschuiten, molens, dorpstorens en dartelende paarden. Gewandeld moest er toch kunnen worden. Dus kregen de Groningers als goedmakertje het Noorderplantsoen, het terrein tussen de vesting Reit- en Boterdiep; 18 hectare wal en gracht. H. Copijn uit Utrecht werd ingehuurd voor de aanleg. Hij liet zo veel mogelijk heel van de vestingwal. Overblijfselen daarvan zijn er nu nog in de vorm van heuveltjes en zijn erg in trek bij junks en fitnessende stadjers.