Middelbare mannen in kaki kortebroek, hun vrouwen in dezelfde kleur. Als ze niet fietsen door de bossen lopen ze, de vrouw voorop, langs de etalages van de winkels aan de Grote Brink.

Middelbare mannen in kaki kortebroek, hun vrouwen in dezelfde kleur. Als ze niet fietsen door de bossen lopen ze, de vrouw voorop, langs de etalages van de winkels aan de Grote Brink.
Doelloos.
De vrouw kijkt binnen, de man staart naar buiten. Ansichtkaarten bij de boekhandel, Drentse heidekoek bij de bakker, een Kwalitaria in de Hoofdstraat. Aan weerszijden van de balie van de VVV staan een vrouw en een man te roddelen over een kennelijk scandaleuze dorpsgenoot. Maar op het moment dat de onthulling zal komen zegt de man: ‘Nou, dan hoef ik jou niks meer te vertellen zeker.’
Borger-Odoorn is dit jaar de culturele gemeente van Drenthe. Tot eind augustus kun je er elke donderdagavond in de avondschemer fietsen langs met fakkels verlichte hunebedden en er een vers declameren. Of vijftien schilders, houtsnijders, pottenbakkers en glasblazers storen aan de Kunstatelierroute. Of folkloristisch dansen in Odoorn en je in Exloo bezeren aan oude ambachten dertien ongelukken. Borger, hunebedhoofdstad van Nederland, heeft het jaar uitgeroepen tot Stone Age. Padvinders bouwen tijdens het Gathering Stones -festival (25 juli tot 9 augustus) het grootste hunebed aller tijden. Beeldhouwers verhakken en verzagen zwerfstenen tot Art in Stone.
Tussen Ontmoetingscentrum ‘De Boerderij’en het Hunebedden Informatiecentrum staat op een grasveldje een steen, zo’n Drentse steen, met de namen van ‘onze in 1942-’43 uit de gemeente Borger afgevoerde Joodse families’. Ze heetten Cohen, Dalsheim, Nijveen, Stern. Bovenop het grootste hunebed van Nederland springt een man in korte broek van steen naar steen en roept: ‘Joekels! Joekels! Joekels!’ Zijn vrouw beneden gaapt.Bij de zandwinning van Kremer even buiten Exloo tilt een een kraanwagen van Maas uit Winschoten een grote platte steen op vier staande stenen, een deksteen van vijftien ton. Hans Zabel, van zijn vak kunstanimator, wijst en praat en verbindt heden met verleden en toekomst.
Een stugge wind waait zand op langs de rand van de peilloos diepe zandwinningsplas. Het is een wat rafelig terrein, zoals je dat vaak vindt aan de randen van een stad: rommelig, beetje industrieel, half landelijk. Naar het oosten glooien paars en wit bloeiende aardappelvelden: het is een gletsjerkom uit de laatste IJstijd. Noordwaarts lopen de wegen liniaalrecht naar de Monden in de overweldigende veenkoloniale ruimte, pas vergraven en gecultiveerd in de negentiende eeuw.
Het is precies op de scheiding van Hondsrug en het vroegere moeras, de grens tussen zand en veen, tussen begaanbaar en onbegaanbaar, tussen land en zee, droog en nat. Aan de ene kant cultiveerden vijf-, zesduizend jaar geleden de eerste boeren van Nederland de grond en sleepten de stenen uit Scandinaviƫ tot monumentale graven bij elkaar. Aan de andere kant gooiden ze mensen met een touw om hun nek als offers in het moeras en vond een veenarbeider het prehistorische kralensnoer van Exloo, met kralen van barnsteen uit Denemarken en tin uit Engeland.
Precies hier is ook de scheidslijn tussen leven en dood, tussen de mensen van vlees en bloed aan deze en de geesten en de goden aan gene zijde, tussen fysica en metafysica. Langs deze grenzen gaf volgens de Britse archeoloog Francis Pryor de voortijdelijke mens vorm aan zijn religie en doodsangst. Hij noemt het beleven en accentueren van die grens ‘liminaliteit’.
En het is precies wat Hans Zabel, kunstanimator, in Drenthe doet: de grens tussen fysica en metafysica accenturen. Met beelden van steen. Vier zijn er in wording, van Amsterdamse en Duitse beeldhouwers, die na de zomer ergens tussen Groningen en Emmen een plaats op de Hondsrug zullen krijgen. In een weids perspectief met de vijf zwerfsteenbeelden die in 1999 al geplaatst zijn in de gemeente Borger-Odoorn, die namen dragen als De Zonnetafel, Ode aan de Zon en Steen met Vierkant Gat. Over de nieuwe reeks spreekt Zabel in termen van moeder aarde, matriarchaat, de zon op de steen zien schijnen, energiebanen, identiteit van Drenthe.
Tot begin herfst zijn de beelden nog bij elkaar te zien en aan te raken op de zandwinning van Kremer bij Exloo. In de wijde omtrek was in het keurig-nette ‘olde’ esdorpenlandschap van Drenthe geen ander terrein te vinden waar kunstenaars een beetje ruig te keer konden gaan, en dus zit er verder achter de keuze van deze plek geen idee. En toch is het niet toevallig een plek op de grens tussen Hondsrug en moeras, zand en water, een plek op de scheidslijn tussen de tegenwoordigheid en eeuwigheid. Hier werd de Apollinische geest vaardig over de mens.
Als het echt zo is – en waarom ook niet? – ga je ook met andere ogen kijken naar wat zich zo makkelijk als Drentse truttigheid aan je opdringt en laat beschrijven in Borger. Zie het begin van dit stukje. Want de keerzijde van het Apollinische is het Dionysische, en beide waren de oude Grieken even lief, althans noodzakelijk. Apollo was de god van de wijsheid en de schone kunsten, van het evenwicht en de beheersing, de zonnegod. Dionysus was de god van de wijn, de vreugde en de vervoering; op de Dionysische feesten in Athene gingen dichters en toneelschrijvers als Aeschylos, Sophocles en Euripides met elkaar in competitie.
Tegenover de Apollinische ernst op de zandwinning bij Exloo staan de Dionysische steenfestivals, knieperties, rozienen op brandewijn en de opvoering van een oud-Drentse boerenbruiloft in het openluchttheater de Speulkoel te Borger.

Trefwoorden