In Noord-Nederland vinden we aan de oppervlakte een grote diversiteit aan bodemtypen. In deze serie wordt telkens een bodemprofiel of -fenomeen getoond en besproken, afkomstig uit de drie noordelijke provincies. Als u zelf een fraai bodemprofiel aantreft, bijvoorbeeld bij het graven van een sloot of bij het uitgraven van een plaats voor een nieuwbouwwoning, bericht dat dan aan de redactie van Noorderbreedte. Redacteur Gerrie Koopman neemt dan contact met u op.

De Appèlbergen is een afwisselend bos- en heidegebied van ongeveer 35 hectare op de Hondsrug, ten oosten van Glimmen en op fietsafstand van de stad Groningen. De recreatiedruk op het gebied is dan ook vooral in het weekend goed waarneembaar. Het voormalige militaire oefenterrein is momenteel grotendeels in bezit en beheer van Staatsbosbeheer. Het is een afwisselend gebied met heide, stuifduinen en bos. Op meerdere plaatsen in de Appèlbergen komt het keileem dicht onder de oppervlakte voor. Als gevolg daarvan komen, hoewel hooggelegen op de Hondsrug, in de Appèlbergen flinke vennen voor.

Op Appèl met Bommen Berend

Volgens de Nieuwe Groninger Encyclopedie ontleent het gebied zijn naam aan het voorkomen van sparren. Appels zou dan duiden op sparappels. Maar niet voor niets ligt er vrijwel altijd een streepje op Appèl. De tweede verklaring van de Encyclopedie is daarom gerelateerd aan het voormalig gebruik van het terrein, namelijk als militair oefenterrein. Ondanks het feit dat op oude topografische kaarten de naam nog niet voorkomt, is de naamsverklaring die teruggaat naar 1672, wellicht nog het aardigst. In dat jaar belegerde Bommen Berend namelijk de stad Groningen. Hij trok daarbij met zijn legertroepen over de Hondsrug. Zijn legers bivakkeerden rond de huidige Appèlbergen. Volgens een overlevering stonden hier tussen de stuifzandheuvels elke morgen duizenden soldaten van Bommen Berend op appèl!

Stuiven over de Hereweg

Dwars door de Appèlbergen loopt een zandweg: de Hoge Hereweg. Deze zandweg was ooit onderdeel van de belangrijkste verbinding van Groningen, via Haren, met Emmen en Coevorden. Qua verkeersverbinding vergelijkbaar met de huidige A28. De oude verkeersader liep hier over de hooggelegen Hondsrug en was dus ook in natte tijden vrij goed begaanbaar. Het intensieve verkeer met karren en koetsen, dat vooral vanaf de zeventiende eeuw steeds belangrijker begon te worden, veroorzaakte desondanks diepe sporen. Als de assen de grond raakten, werd de weg niet gerepareerd, maar ging men naast het oude spoor rijden. Ruimte genoeg. Zo werd een brede bundel van karrensporen gevormd waarbij de aanwezige vegetatie werd vermorzeld onder de wielen en paardenhoeven. Het zand kwam weerloos aan de oppervlakte te liggen. In een droog voorjaar kon het losse zand door de wind worden opgenomen en begon een proces dat op meerdere plaatsen nauwelijks nog te stuiten was. De uitgestoven kuilen vergrootten zich en het weggeblazen zand bedekte de omgeving. In de Appèlbergen is op deze manier een flinke zandverstuiving ontstaan, die in de negentiende eeuw door het planten van grove dennen tot stilstand werd gedwongen. Van deze grove dennen zijn nog steeds exemplaren terug te vinden.

Overstoven haarpodzol

Het gefotografeerde bodemprofiel is afkomstig uit een heuvel in het zandverstuivingsgedeelte van de Appèlbergen. Duidelijk zichtbaar zijn de kenmerken van een podzolprofiel (zie ook Noorderbreedte 2001-3). We hebben hier te maken met een overstoven haarpodzolgrond. Een haarpodzol is kenmerkend voor een hooggelegen zandgrond met een relatief lage grondwaterspiegel. De bovenste 40 cm (op de foto deels beschaduwd door boombladeren) bestaat uit verstoven zand dat het podzolprofiel na vorming heeft bedekt. Het stuifzand heeft een karakteristiek grauwbruinige kleur. Het oorspronkelijke podzolprofiel begint op ongeveer 45 cm diepte met een donkergekleurde humusrijke ‘bovengrond’. Daaronder bevindt zich een lichtgrijs gekleurde uitspoelingslaag van circa 20 cm dikte. Van ongeveer 70 tot 90 cm diepte zien we de donkerbruine inspoelingslaag, waarin de ingespoelde humus met meegenomen ijzerverbindingen zijn neergeslagen. Onder deze bruine laag bevindt zich het originele dekzand dat hier reeds in de laatste ijstijd door de wind is achtergelaten.

Omgekeerd reliëf

Onder de bruine inspoelingslaag is nog een bijzonder bodemkundig verschijnsel herkenbaar, namelijk een zogenoemd ijzerbandje. Een zeer grillig verlopend laagje van hooguit 1 cm dik waarin alle ijzerverbindingen uit de bovengrond zijn opgehoopt. Waarschijnlijk lag dit podzolprofiel oorspronkelijk in een laagte van het terrein. Doordat zich op de slecht doorlatende inspoelingslaag regenwater verzamelde, werd het neergeslagen ijzer, dat hier samen met de humus in terechtgekomen was, weer mobiel en werd het opnieuw omlaag getransporteerd om vervolgens in zeer geconcentreerde vorm als ijzerbandje weer neer te slaan. Het is hoogstwaarschijnlijk dat het stagnerende regenwater ook ervoor gezorgd heeft dat dit profiel werd geconserveerd. Het stuifzand werd uit de gortdroge hogere delen weggeblazen, maar bleef liggen in de nattere, lagere gedeelten. Ook dit is kenmerkend voor stuifzandgebieden: heuveltjes van nu zijn vaak de laagten van vóór de verstuiving, terwijl de dalen van nu oorspronkelijke hoogten waren. Wandelend door de stuifheuvels van de Appèlbergen loopt u dus in een gebied waar het reliëf zich heeft omgekeerd.