'Het huis waar we nu in wonen in Dwingeloo, is niet het huis waar ik mijn kindertijd heb doorgebracht. Dat ligt net als dit huis op loopafstand van de Brink, maar aan de andere kant van het dorp', aldus Marieke Doorten (18).

‘Het huis waar we nu in wonen in Dwingeloo, is niet het huis waar ik mijn kindertijd heb doorgebracht. Dat ligt net als dit huis op loopafstand van de Brink, maar aan de andere kant van het dorp. Ook een vrijstaand huis met een grote tuin. Het huis van de buren daar, zag ik ook min of meer ook als mijn huis. Ik liep er in en uit, net als bij mijn opa en oma. Die wonen vlakbij in Lhee, tien minuten fietsen hier vandaan’,aldus Marieke Doorten (18).

‘Als ik een broek heb gekocht en die is te lang, dan ga ik naar mijn oma. Voor mijn gevoel zijn oma en opa er altijd. Soms heb ik zelfs niet echt het gevoel dat het oude mensen zijn. Mijn oma is nog maar vijfenzestig, mijn opa zeventig. Hij was vroeger buschauffeur bij de DSM en mijn oma maakte schoon bij de Sterrenwacht. Qua humor zijn ze nog best jeugdig. Als ik vroeger thuis uitgespeeld was, stapte ik op mijn fiets en ging naar hen toe. Om in de tuin te helpen. Dat was ik thuis ook gewend.
Het huis waar we nu in wonen, is weer van de ouders van mijn vader. Die waren boer. Het was een nieuwbouwhuis. Mijn vader heeft het afgebroken en een traditioneel Drentse woonboerderij met een strooien dak teruggebouwd. Op de stukadoor en de elektriciën na heeft hij alles zelf gedaan. Nu is hij een schuur aan het bouwen in dezelfde stijl, want de houten schuur van mijn opa gaat ook weg.
We hebben drie poezen, twee honden en op het weitje hiernaast twee Drentse.
Rondom ons huis is zoveel ruimte dat de honden nooit uit hoeven. Zelf heb ik meer iets met poezen, maar mijn vader is echt gek met die honden. Hij houdt altijd hele verhalen tegen ze.’

Toeristendorp

‘Ons dorp is een toeristendorp. Als je hier woont, vind je dat zo gewoon dat het eigenlijk niet meer opvalt. Maar als de grote stroom over een paar weken op gang komt, is het hier stikdruk. Al die auto’s, niet leuk meer. Van de andere kant loopt het dan storm in de winkel, waar ik weekendwerk doe. Geweldig zijn ze daar voor mij. Ik mag mijn eigen uren kiezen.
Mijn week zit behoorlijk vol, nu ik studeer; ik woon nog thuis. Dat betekent iedere dag op en neer met de bus naar Groningen. Weinig tijd voor een spannend nachtleven, maar ik kom niks tekort. Op vrijdagavond gaan we met een hele groep vanuit het dorp met een taxibusje naar een van de grote discotheken in de buurt. Mijn twee beste vriendinnen zitten al op kamers in Groningen maar komen ieder weekend met hun vriendjes terug. Als je in een groep uitgaat, is het tenminste vertrouwd. Nee, zelf heb ik nog niemand. En daar lig ik niet wakker van. Ik ga er niet om zitten stressen dat ik nog geen vriendje heb. Ik heb mijn handen meer dan vol.’

Spelverdeler

‘Vanaf mijn tiende al zit ik op volleybal. Twee avonden in de week trainen. Ik heb ook nog gevoetbald. Mijn club,.Wiechers Woonoase uit Dwingeloo, is een grote naam in de volleybalcompetitie. Eigenlijk ben ik niet lang genoeg maar ik ben snel, dus geschikt als spelverdeler. Ik speel in het derde. Met mijn één – meter – vijfenzestig ben ik veel te klein voor het A-team. Bovendien trék ik twintig uur trainen in de week niet. Een aantal van de A-dames speelt nu als beroeps bij een eredivisieclub. Dan heb je geen tijd meer voor je opa en oma.
Een sportcarrière is nooit mijn ambitie geweest. Had gekund met een moeder met een ALO- opleiding. Docent lichamelijke opvoeding is ze nooit geworden. Rugklachten gooiden roet in het eten. Zij werkt nu bij een bank, op de hypotheekafdeling.
Op de middelbare school wist ik niet goed wat ik wilde. Ik voelde me in niets echt uitblinken. Wel kon ik me enorm druk maken om kinderen die gepest werden. Omdat ze bijvoorbeeld iets níet hadden wat een ander wel had.
Toen ik, bijvoorbeeld, eens op de bus stond te wachten, werd de prullenbak bij het bushokje door de Reiniging leeggehaald en dan riep zo’n vals pubertje tegen een ander kind: “Kijk, je vader doet ook zoiets.”
Op advies van mijn decaan ben ik orthopedagogiek gaan doen. Zelf heb ik een heel prettige jeugd gehad. Dat veranderde niet toen mijn moeder op mijn twaalfde ziek werd.
Als ik mezelf over tien jaar zie, ben ik niet getrouwd, heb ik twee kinderen en een baan als orthopedagoog. En een vriend. Waar ik dan woon, weet ik niet. Maar in Amsterdam of Rotterdam ga ik écht niet wonen.’

Trefwoorden