Onlangs verscheen bij de Friese Pers Boekerij de achtste druk van De Fûke. De oplaag was 1500 en in een mum van tijd werden er weer duizend verkocht.

Wa t’ik bin
‘De dreamen dy’t ik dreamde binne mei de tiid ferflein
Lit my frij om no te fleanen, lit my fleane yn ‘e rein
Ik iepenje de finsters en ik fljoch sa fier ’t kin
Want ik kin no einlik wêze wa ’t ik bin’
(tekst: De Kast)

Onlangs verscheen bij de Friese Pers Boekerij de achtste druk van De Fûke. De oplaag was 1500 en in een mum van tijd werden er weer duizend verkocht. De kleine roman van 95 pagina’s van Rink van der Velde verscheen voor het eerst in 1966. In tien opgespaarde vakantiedagen schreef Van der Velde een juweeltje van vertelkunst. Het schrijven ervan viel hem niet mee. Tegelijkertijd en met behulp van wat glaasjes oude Bokma ‘wist zijn geest zich los te weken van het bar-burgerlijke bestaan’.
Dit valt te lezen in het aardige fotoboek Film en Fûke, gemaakt door Fûke-regisseur Steven de Jong en journaliste Roely Boer. Op ‘Fi&Fû’ werd mijn aandacht gevestigd door een folder van het Fries Film Fonds. Met een groot gevoel voor marketing wordt De Fûke en voorganger De Gouden Swipe opnieuw in het Noorden en vooral de eigen provincie Friesland verspreid. Een collector’s item, want ik kan me niet voorstellen dat er iemand in Friesland rondloopt die beide films inmiddels niet gezien heeft.
Films met een sterk regionale atmosfeer, zijn zo normaal geworden in bioscoop en videotheek dat het feit dat de Fries gesproken film De Fûke al bijna een jaar op video en dvd beschikbaar is en onder andere in winkels als Blokker te koop ligt, even aan de aandacht was ontsnapt. De genoemde folder bracht me dat in herinnering en ik kon bijna niet wachten tot boek en video’s thuis werden bezorgd. Film en Fûke blijkt inmiddels al in 2000 bij uitgeverij Dialoog in Oudehaske, te zijn verschenen. Een prima idee zo’n boek.

Schraal boekje

Iedereen die een film ziet, onthoudt meestal maar een paar momenten. In de herinnering vervagen die na verloop van tijd, en uiteindelijk blijft er soms niets meer over dan een vage herinnering aan één of twee beelden. Een scenario in boekvorm of een samenvatting met veel foto’s, brengt de kijker van weleer weer terug, de film in. Bij een goed boek in zijn soort begint het verhaal dan vanzelf weer voor je geestesoog te lopen.
Voor dit doel werd Film en Fûke echter niet geschreven. De makers wilden, zo blijkt uit de verhalen, het plezier van het maken nog even verlengen. ‘Fi&Fû’ is een napret-boek geworden, voor makers en kijkers. Met als vertrekpunt het dagboek dat setdresser Lenie Zuyderhoudt bijhield tijdens de opnamen. Die opnameduur was extreem kort, achttien dagen. De Fûke kostte dan ook maar acht ton. Al bij het doorbladeren, valt zelfs de oppervlakkige lezer het geweldig verschil in toon op tussen Rink van der Velde, de schrijver van het oorspronkelijke verhaal, en het filmgezelschap dat zich door zijn roman liet inspireren. De crew lijkt maar niet uitgepraat te raken over hun grote filmavontuur met zijn vele ‘hoogten en diepten’. Van der Velde heeft voor zíjn schrijf-herinnering maar een karige negenhonderd woorden nodig.
‘Een schraal boekje’, noemt hij de bekendste van zijn dertig romans. De beginregel ervan heeft hij onthouden, wat nooit het geval was bij de rest van zijn werk. ‘Guon minsken leit it op ‘e lea, mar hy hie noait foargefoelens hân, da it kaam him ek dizze kear oer ’t mad.’ (Veel mensen hebben aanleg. Hij had nimmer een voorgevoel gehad, en dus overviel het hem ditmaal). Die eerste zin, vertelt Van der Velde, moet hem van Hogerhand ingegeven zijn geweest. ‘Maar daarna hield de zegening ook meteen op en moest ik het zelf doen. En dat ging moeizaam.’

Rottige Meenthe

Hij vertelt wie hem de inspiratie leverde voor de hoofdpersoon Jelle Hûn. ‘Voor De Fûke heeft een man model gestaan die ik in het laatst van de jaren vijftig heb leren kennen. Een stugge, wantrouwende en wrokkige man, die eens had geloofd in een betere wereld, in een, – vooruit dan maar – maakbare maatschappij, met recht voor allen, zoals zijn voorman Domela Nieuwenhuis beloofde. Voor die utopie had hij in de jaren twintig zijn gezin geofferd. Op oudere leeftijd voelde hij bittere spijt, maar als hij op dreef raakte, brak tenslotte weer zijn opstandige geest door. Stel je voor dacht ik, dat zo’ n man in de oorlog van1940-1945 in een situatie was beland waarbij het opnieuw zou gaan tussen goed en kwaad en alles wat daar tussen zit. Wat zou die man dan hebben gedaan?’
Voor de visserman in het verhaal, is het vrije leven op het water in het labyrinth van rietkragen waar hij zijn palingfuiken zet, een manier om te vergeten dat hij ooit een groot ideaal had. De Rottige Meenthe, bij Nijetrijne, nu natuurreservaat en een van de locatie’s van de film, is niet alleen de plek waar hij thuis is maar ook waar hij naartoe gevlucht is. De veiligheid daar is maar van korte duur als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Een dergelijk natuurlijk labyrinth is uitermate geschikt om onderduikers te verbergen, en wapens. Wanneer alles wordt ontdekt, blijft de palingvisser tijdens arrestatie en na veelvuldig in elkaar geslagen te zijn, bij zijn keuze te zwijgen. Zijn leven eindigt voor een vuurpeloton.

Grote verkleedkist

‘Vluchten kan niet meer’, lijkt Van der Velde in De Fûke te willen zeggen, een paar jaar voor Annie M.G. Schmidt deze regel inviel. Uiteindelijk kan niemand aan zichzelf ontkomen. Dat is overigens een wurgender perspectief dan de grote Leesmoeder via het door haar beroemd geworden liedje aan ons biedt, Maar dat ‘wurgende’ is typisch voor de arme zuidwesthoek van Friesland.
Als regisseur moet je enig soortelijk gewicht hebben, wil je de in De Fûke aanwezige verhaallijn, die breekbaarder wordt naarmate het boek vordert, op enigszins subtiele manier vorm kunnen geven. Maar Steven de Jong en zijn crew – het boek over de film onthult dat pijnlijk – zijn te zeer in de ban van hun eigen filmavontuur, en hebben geen oog meer voor het verhaal dat verteld moet worden. Door die narcistische opstelling is letterlijk alles misgegaan: casting, het kiezen van de juiste vorm, muziek, waarneming en interpretatie van locaties. Alles wordt tot één grote verkleedkist.
Het meedoen van de bekende groep De Kast aan de film mag dan de hit Wa ’t ik bin opgeleverd hebben, maar hun aandeel in de film is wel een afgrijselijk anachronisme. Op geen enkele manier staat de soort muziek die deze populaire groep maakt, in relatie met de gesloten, in zichzelf gekeerde personage Jelle Hûn, die letterlijk niets meer van het leven verwacht.
Ik ben bang dat Steven de Jong zichzelf serieus ziet als een moderne volksverteller, die een succesformule heeft gevonden om verhalen van weleer aan een nieuwe generatie te vertellen. Friesland is net als Ierland, mede door de vroegere en hemelschreiende armoe een onuitputtelijke bron van verhalen. Die voor wie er oog voor heeft, ook terug te vinden zijn in het landschap, maar dan moet je voldoende stilte kunnen organiseren om dat aan het woord te laten. De Fûke duurt zeventig minuten. Zeventig lange minuten vol acteurs, die geen moment hun mond kunnen houden. Geen enkel moment is er een rustig moment in De Fûke, zodat de beelden eindelijk eens voor zichzelf mogen spreken. En dat is jammer voor een Friese film die tot nu toe bijna vijftigduizend bezoekers heeft getrokken.

Het boek Film en Fûke is te bestellen bij het Stichting Fries Film Fonds, Postbus 400, 8600 AK Sneek. Dat geldt ook voor de video’s De Gouden Swipe en De Fûke. De laatste is ook in dvd-vorm te krijgen.

Kees Willemen is tekenaar en publiceert over film. Hij richtte eind jaren zestig onder andere het eerste Filmhuis van Nijmegen op.