Snel spoedde Hotse zich nu naar Oostmahorn. Oostmahorn is een klein gehuchtje aan de Lauwerszee. 't Dorp Anjum zelf ligt 'n half uurtje van de zee af.

Snel spoedde Hotse zich nu naar Oostmahorn. Oostmahorn is een klein gehuchtje aan de Lauwerszee. ’t Dorp Anjum zelf ligt ’n half uurtje van de zee af. Bij Oostmahorn kunnen de schippers veilig ankeren. Daar lag ook het bootje van Hotses vader, die veel van vissen hield. Oostmahorn was in die dagen maar een klein gehucht. Pas enkele tientallen jaren later zou het opleven. Toen legde Maurits er een schans aan.
Hotse spoedde zich verder. ‘Ik behoef niet ongerust te wezen’, mompelde hij. En toch was hij het. Hij had zopas schoten gehoord. Wietske! De Spanjaarden zouden toch niet…

Om deze en alle andere zinnen van Sibe van Aangium heb ik een leven lang verlangd naar Anjum en Oostmahorn. Ik was er, voorzover ik weet, nog nooit geweest. Maar ik kende die wereld door Hotse Hiddes’ strijd tegen de papen en de Spanjaarden. En na de Tachtigjarige Oorlog waren Anjum en Oostmahorn, geloof ik, ook het decor voor spannende smokkelverhalen van dezelfde Sibe van Aangium uit de Franse Tijd.
Jongensboeken en oer-calvinistisch. Zodat later de deceptie kwam. Sibe van Aangium bleek de schrijversnaam van een dominee, die oud en nog tamelijk welgedaan bij mij op een flat in Haren heeft gewoond. En zijn boeken bleken bij een poging tot herlezing beroerd geschreven, aangeklede tractaatjes te zijn. Maar de namen Anjum en Oostmahorn bleven betoveren. En ik ben eindelijk gaan kijken.

Winterse mist, doodstil Dongeradeel. Lage heggetjes langs de N361 tussen Dokkum en Lauwersoog. Richtingwijzers naar Morra, Nes, Lioessens, Paesens, Moddergat: geen dichter had een mooier rijtje plaatsnamen kunnen verzinnen. Dan rechts de afslag naar Anjum en Oostmahorn. De rij bordjes op de driesprong suggereert een kleine recreatiekermis. Maar gelukkig is het geen zomer.
Een landweggetje loopt dood in Oostmahorn bij de dijk. Links ligt een spookdorp van rode daken op lage witsteense muren: bungalowpark De Schans. Voorbij de dijk zet de spookachtigheid zich voort in de jachthaven en de chalets boven het water, die als ‘luxe’ worden aangeprezen. Fremdkörper zijn het, totaal verlaten kolonies nu – wat drie slagbomen nog eens extra benadrukken.
Op de dijk hippen een ekster en een havik om elkaar heen alsof ze het voorjaar in de lucht voelen.
Hoe weinig echte huizen heeft Oostmahorn? Ik tel een hond en vijf auto’s, eentje van een Duitser uit Essen. Duitsers weten wat Sehnsucht is en waar je mysterie moet zoeken. Een andere auto, een Opel Astra, staat op de dijk bij het groenhouten paviljoen Toxopeus. Binnen brandt de kachel, maar niets beweegt. De steiger steekt imposant en hoog boven het water van het Lauwersmeer uit.
Ik rij terug over de weg die Hotse Hiddes liep. Naar Anjum, waar de held uit mijn prilste jeugd is geboren en ook zijn Wietske, die door de Inquisitie werd verbrand in Leeuwarden.
Een weidse driesprong is het hart van het dorp: twee mooie boerderijen, een smidse, het witte en twee verdiepingen hoge Hotel Lauwersmeer dat te koop staat. Iets verderop een prachtig dorpscafé. De Bonkelaer. Een café? Veel meer. Een café-bar-dancing-cafetaria, en elk onderdeel zoals het hoort.
Ja waarlijk, dit is het geheimzinnige land bij de zee waar ik Hotse Hiddes voor god en vaderland heb zien strijden toen ik die boeken las.
Ik rij naar Kollum langs de wondermooie Dokkumer Nieuwe Zijlen, waar een café-restaurant staat dat De Dream heet. Wie Kollum ingaat, gaat de vulva in: van rommeligheid aan de buitenkant naar warme intimiteit binnen. En daarna rijd ik langs de Trekvaart voorbij De Laatste Stuiver naar Gerkesklooster en naar Doezum. Als verlaat eerbetoon aan Jannie, met wie ik van Doezum naar Kollum schaatste en die afgelopen zomer doodging aan kanker.

Trefwoorden