Op oudjaarsdag 2001 overleed Harry de Vroome, die tot 1983 landschapsconsulent was bij Staatsbosbeheer in Drenthe. In de hoedanigheid van 'landschapsbouwer' was hij betrokken bij het maken van verschillende landschapsplannen. Zo is hij van grote betekenis geweest voor het behoud en de ontwikkeling van het beekdallandschap van de Drentsche Aa. Deze aflevering van Vogelvlucht is een hommage aan Harry.

Het landschap was voor Harry de Vroome een verhaal; de belevingswereld van mensen die er door de eeuwen heen hebben gewoond of het hebben gevormd. ‘Mensen’, zei Harry, ‘hebben in het landschap sporen achtergelaten van wijsheid en onwijsheid. Soms is het landschap een historische en ecologische eenheid gebleven, soms is het ontluisterd en uitgebuit.’ Voor Harry de Vroome was de ontginning en ruilverkaveling in het Bunnerveen, waar hij ook bij betrokken was, een absoluut dieptepunt wat betreft natuur- en landschapsvernietiging. ‘Het grijpt me weer bij de strot’, zei hij eens toen hij erover vertelde.

Postzegel

Op de luchtfoto zien we het huidige Bunnerveen. Het is ongeveer 55 hectare groot en slechts een restantje van een eertijds uitgestrekt hoogveengebied. In de omgeving staat het beter bekend onder de naam de Vijftig Bunder. Het is grotendeels eigendom van Staatsbosbeheer. Enkele veenputten, die tot na de oorlog zijn gegraven, zijn nog particulier eigendom.
De foto is genomen vanuit het noordoosten; dat is vanuit de richting van Peize. Rechtsonder zien we lange smalle landbouwpercelen die ontstaan zijn door randveenontginningen vanuit het plaatsje Boerelaan. De harde grens tussen deze langwerpige percelen en het hoogveenrestant was de grens tussen de voormalige gemeenten Peize en Vries. Aan de bovenzijde van de foto is een typisch jong ontginningslandschap zichtbaar: ruim opgezette en goed ontsloten landbouwpercelen met gelijkmatig verspreide boerenerven. Linksonder zien we nog net een stukje van de Grote Masloot. Heel toevallig zien we juist een knikje in de voor de rest kaarsrechte waterloop die gegraven werd om het agrarisch gebied in dit jonge ontginningslandschap doeltreffend te ontwateren.
Het veenrestantje ligt als ‘postzegelnatuur’ ingeklemd in het agrarisch gebied rondom. Al jarenlang wordt hierdoor aan alle kanten aan het veen gezogen; geen wonder dat het in ras tempo is verdroogd. De verdroging is waarneembaar aan de boomopslag en de vergrassing. De aanwezige veenputten, destijds het resultaat van wilde vervening door de plaatselijke bevolking die voor eigen gebruik turf wonnen, zijn tussen de bomen nauwelijks meer zichtbaar.

De openheid terug

Jacob Dam van Staatsbosbeheer Langelo zegt dat Harry de Vroome hem ooit heeft toevertrouwd dat de koningin destijds de keuze nog heeft gesteld: of het Dwingelderveld ontginnen of het Bunnerveen. Ook vertelde Harry hem ooit dat de uiteindelijke kosten per ontgonnen hectare in het Bunnerveen hoger lagen dan die in de IJsselmeerpolders! Jacob beaamt dat het een illusie is om hier nog een stukje hoogveen in stand te houden. ‘In het Bunnerveen willen we de openheid terug. In samenwerking met IVN worden de berken zo veel mogelijk verwijderd. We zijn reeds gestart met de begrazing van het gebied door een kudde geiten. We hopen we dat het gebied zich, onder andere door de aanwezigheid van de veenputten, zal ontwikkelen tot een slaapplaats voor steltlopers.’

Onleesbaar geworden

In Noorderbreedte 1985-2 schreef Harry de Vroome een artikel over de ontwikkelingen in het landschap rond het voormalige Bunnerveen. Hij vergeleek twee kaarten met elkaar: een uit 1850 en een uit 1984. Op beeldende wijze beschreef hij hoe drastisch het landschap hier is aangepakt: ‘Maar in de tweede helft van de vijftiger jaren begint de totale ontluistering van het landschap; alles wat in cultuurtechnisch opzicht mogelijk was heeft men hier toegepast door middel van ruilverkavelingen, gepaard gaande met waterschapswerken. Allereerst werden het Bunner- en Bongeveen ontgonnen op twee stukjes na. Langs de wegen werden boerderijen gebouwd en de totale planopzet was zodanig, dat alle relaties met de aangrenzende cultuurlandschappen volledig werden verbroken. En dan de beken en de beekdalen. Hier was kanalisatie van de bestaande beken zelfs niet voldoende: alle op de oude kaart aangegeven beken zijn volledig van de kaart geveegd en door een nieuw afwateringssysteem vervangen waarbij de hoofdontwatering via een kanaal, de Grote Masloot, op het Peizerdiep afwatert.’
Het is duidelijk dat Harry de Vroome niet met tevredenheid terugkeek op zijn betrokkenheid bij de ruilverkaveling Peize-Bunne. In die tijd was een ruilverkaveling primair gericht op een landbouwbedrijfsvoering met een hoge productie. Bij het verplicht te maken landschapsplan kreeg Harry tijdens de jaren zestig niet meer ruimte dan het aankleden van de wegbermen. En die ‘versingeling’, die later toch werd gerealiseerd, wilde hij juist helemaal niet! Een ten dode opgeschreven hoogveenreservaat was voor Harry ook niet nodig geweest. In het ontgonnen agrarische gebied had hij liever de ruimte helemaal open willen houden. Dan was het nog enigszins herkenbaar gebleven als voormalig hoogveengebied. En dan was het verhaal van het landschap toch nog een beetje leesbaar gebleven…