Fûns, het is zo'n merkwaardige naam die je al snel associeert met iets viezigs. Dat is geheel onterecht, want de naam Fûns (spreek uit Foens), ook wel Fons, Fondens, Fonders, Vons, Fonds of Fondse genaamd, is een eigennaam en is afgeleid van het Latijnse woord voor bron.

Fûns, het is zo’n merkwaardige naam die je al snel associeert met iets viezigs. Dat is geheel onterecht, want de naam Fûns (spreek uit Foens), ook wel Fons, Fondens, Fonders, Vons, Fonds of Fondse genaamd, is een eigennaam en is afgeleid van het Latijnse woord voor bron. Het geslacht Fons behoorde tot de oudste adel in Friesland. In en rond het dorp hebben veel personen gewoond die de naam hebben gevoerd. In 1468 woonde er een Doca Fondens in het kasteel de ‘Jonge Doecke’; waarschijnlijk wordt hiermee een stins bedoeld, die veel later is afgebroken. De meest bekende is Hoatse Funs ook wel Hottio (Horatio) Fons genoemd. In de kerk te Jorwerd ligt een grote grafzerk uit 1558 ter nagedachtenis aan deze pastoor. Een van de boerderijen in Fûns heet nog steeds Fonserastate.

Ten noorden van Jorwerd – het enige dorp dat men sinds het boek van Geert Mak in de Randstad kent – ligt Fûns. Het is een gehucht op een terp met drie boerderijen, een arbeidershuisje en een prachtige woning, gebouwd in 1980 door architect Hans Brand uit Groningen, waar beeldend kunstenaar Hanneke Roelofsen en haar man Jean Jacques Maouche wonen. Er wonen in Fûns vijf gezinnen en het gehucht telt in totaal zestien inwoners.
Fûns heeft nog een gave terp; hij is niet afgegraven. Het idyllisch gelegen Fûns is bereikbaar via een doodlopende betonweg vanaf de weg van Jorwerd naar Hijlaard. Ook zijn er nog oude kerkenpaden die door Fûns voeren naar Beers en Hijlaard. Over water is het gehucht te bereiken vanuit de Jorwerdervaart via de Fonseropvaart.

De rivier de Boorne was bepalend voor de vorming van het landschap rond Fûns. Deze rivier stroomde uit in de Waddenzee toen de Middelzee nog niet bestond (vóór 1000 voor Chr.). In een fase dat het kweldergebied verlandde werd de Boorne gedwongen een oostelijker route te kiezen. Veel later in de Romeinse tijd zijn de kwelders bedekt met de zware knipklei, waardoor er alleen veehouderij mogelijk is.
Er zijn nog twee melkveehouders in Fûns, en een hobbyboer. Een van de boeren is Bonne Hylkema,die er geboren (1944) en getogen is. Zijn grootvader kocht in 1935 de boerderij. Bonne speelt ook een belangrijke rol in het boek van Geert Mak: Hoe God verdween uit Jorwerd, met name waar het de landbouwproblematiek betreft.

Toen Bonne Hylkema een jaar of zes was kwam de melkboot de melk ophalen voor de zuivelfabriek in Weidum. Bonne: ‘Voor ik op de boerderij kwam werken was ik melkrijder en reed ik met paard en wagen langs de boerderijen om de melkbussen naar de zuivelfabriek te brengen.’
De zestien inwoners van Fûns hebben weinig contact met elkaar. Er is geen verenigingsleven. Hylkema: ‘Vroeger had iedereen hetzelfde vak en had je vaak overleg. Met oud en nieuw gingen we bij elkaar langs, maar toen er mensen van buiten kwamen werd het anders. Er kwam eerst iemand uit Noord-Holland en later nog een uit Zuid-Holland. Die gaan niet of nauwelijks met elkaar om. Het sociale leven is totaal veranderd. Maar het is toch ook bekend dat Noord- en Zuid-Hollanders niet met elkaar kunnen opschieten.’
Een van zijn kernachtige uitspraken in Hoe God verdween uit Jorwerd luidt: ‘Boer-zijn is een manier van leven. Je kunt niet rijk worden, maar je blijft wel doorgaan zolang je kunt. Zere vingers, zere tenen, daar strompel je mee door. Alleen als je lichaam het opgeeft, dan kun je gelijk wel ophouden. Dan is het niks meer waard.’
De boeren van Fûns ploegden maar voort, maar het was niet alleen kommer en kwel, zo blijkt een andere uitspraak van Bonne: ‘De natuur, dat is alles. De meitijd, de vogels. Je bent één met de natuur, je voelt het in je lijf.’

Trefwoorden