Ideeën hebben is één ding, ze ook nog uitvoeren een ander. Bij de meesten blijft het bij het eerste. Zo niet bij Peter Karstkarel. Bij deze Friese kunsthistoricus en schrijver schieten de meest fantastische plannen en ideeën door het hoofd en hij aarzelt niet ze te realiseren. Om maar wat voorbeelden te noemen: een concert voor zangvogels, een opmerkelijke Elfstedengids, het Kloosterpad. Daarnaast vloeiden uit zijn pen vele boeken en teksten over de Friese cultuur.

Karstkarel (1945) is ook de bedenker van de Slachtemarathon, een zowel sportieve als culturele marathon in het kader van de Simmer 2000, die op 8 juli 2000 door zo’n tienduizend mensen is gerend, gelopen, geslenterd en gewankeld. Hij heeft er mede de Zilveren Anjer voor opgespeld gekregen. Inmiddels is er een boek over verschenen, dat hij samen met bioloog Ultsje Hosper en historicus Siem van der Woude schreef. ‘Altijd is er een vonk. Die ga je onderzoeken. Ik ben een vechter, een aanhouder, als er kansen zijn tenminste.’ Het boek De Slachte is meer dan een verslag van die ene dag in juli 2000. Het bevat een schat aan informatie over de geschiedenis, de dorpen rondom de dijk, de natuur en het landschap, en honderden prachtige foto’s.

Ideeënman

Een volksfeest werd het, de Slachtemarathon van 8 juli 2000. Bijna tienduizend deelnemers maken op een hele bijzondere manier kennis met een eveneens heel bijzonder stukje Friesland: de Slachtedijk. Van Oosterbierum bij de Waddenzee tot aan Raerd slingert de voormalige waterkering zich al zo’n duizend jaar door het noordwesten van Friesland.
Een ideeënman noemt Karstkarel zichzelf. Hij komt tijd tekort om alles uit te werken. Het marathonidee had hij al in 1983. ‘Ik zag toen de tentoonstelling ‘De Slachte, een monument van een dijk’, die historisch weliswaar niet helemaal klopte, maar waar de dijk voor het eerst echt in de belangstelling stond.’
Karstkarel kende de dijk: hij is in die streek opgegroeid. Voor hem betekende de dijk het huisje van tante Marijke. ‘Ze was gebrouilleerd met de hele familie, behalve met ons gezin’, herinnert hij zich. Regelmatig was hij bij deze bijzondere tante in huis te vinden. Dat de dijk 42 kilometer lang is, wist hij toen niet. Voor het Friesch Dagblad moest hij een artikel over de tentoonstelling schrijven. Tussen de bedrijven door keek hij naar de marathon van New York, en toen viel het muntje. ‘Ik had de marathon van New York, een dijk van 42 kilometer: die twee moesten samen komen. Ik ging ermee naar de burgemeester; die vond het een gouden idee. Ik ging naar atletiekverenigingen, die ook enthousiast waren, maar er kwam op een of andere manier niks van.’ Het plan bleef in de ijskast liggen.
Pas met het Frysk Festival en daarin de Simmer 2000, komt het idee weer boven borrelen. De dijk moet één groot podium worden waar de bezoekers nu eens niet lui op hun stoel naar kunnen kijken, maar zelf langs moeten wandelen. ‘Het bestuur bestond uit veel nieuwe import-Friezen. Die hadden veel vragen: moet het in het Fries? Moeten er Friese artiesten komen? Nou, zeiden wij, het hoeft niet allemaal Fries te zijn, als het maar kwaliteit heeft. Ja, zeiden zij weer, maar wat is er dan Fries aan een Fries Festival? En daarop was maar één antwoord mogelijk: dat het in Friesland plaatsvindt. Kijk, een theater kan overal staan, dat is anoniem, hoe mooi het ook is. Maar nu ging het om Friesland. De ervaring is ook dat locatiegebeurtenissen hoog scoren.’ Voor hij het goed en wel in de gaten heeft, is hij projectleider van de Slachtemarathon. ‘Een giga-klus.’

Liefde door de strot

Het idee is er: een marathon over de 42 kilometer lange Slachtedijk. Natuurlijk moet het meer worden dan simpelweg van A naar B, ofwel van Oosterbierum naar Raerd rennen. En weer valt er een muntje: de locatiegebeurtenissen. Karstkarel had daar ervaring mee: jarenlang organiseerde hij concerten op een passende locatie. Zo liet hij ergens de muziek van Van Ockeghem spelen in een kerk uit diezelfde periode en bracht hij Renaissancemuziek in het oude kerkje van Oostereind. ‘Als je iets bedenkt bij een locatie, moet je het zoeken in de match, in het contrast of juist het verlengde’, legt hij uit. ‘Je moet het beredeneren, ook al is het emotioneel.’
Langs de dijk liggen vijftig dorpen, die allemaal voor het idee enthousiast gemaakt moeten worden. ‘Ach, je speelt dan de dorpen onderling weleens uit. Als je een paar enthousiast maakt, kunnen de andere geen nee meer zeggen. Uiteindelijk hebben er zo’n veertig dorpen meegedaan.’ De bijeenkomsten herinnert Karstkarel zich als ‘ontroerend en vreselijk’ tegelijk. ‘Ik ga ervan uit dat overal een oplossing voor is, zoals voor het verkeer, maar heb me nooit gerealiseerd dat een omleiding voor elkaar krijgen maanden zou kunnen duren. Tenzij er goede tegenargumenten zijn, ben ik een doordrammer. Misschien ben ik perfectionistisch, maar wel een praktische perfectionist.’
Op 8 juli 2000 starten om half zeven ’s morgens de eerste honderden renners. Nog duizenden frisse voeten verschijnen er die ochtend aan de start. Tegen tienen ’s avonds strompelt de laatste deelneemster over de finish.
‘Door de marathon zijn veel mensen zich bewust geworden van de historische sporen in het landschap. Dat is mijn grootste beloning. Als mensen zien: wat is Friesland mooi. De Slachtedijk is nu voor mij niet ‘dat feest van 8 juli 2000′. Ik hou van Friesland, ik ben er ontzettend enthousiast over. Daarnaast vind ik dat ik verantwoordelijkheden heb: ik duw het liefst iedereen mijn kennis en liefde voor het landschap door de strot. Ik wil anderen laten delen in mijn enthousiasme.’

Compleet

‘Het bijzondere van de Slachtedijk is dat ie zo compleet is. Dat het een echt spoor is van menselijk ingrijpen om de natuur te beheersen. Het is geen zeedijk geweest, maar puur als waterkering bedoeld. Tamelijk grote stukken zijn grasdijk gebleven. Dat het sporen zijn van een ver verleden, ontroert me iedere keer weer. Voor de mensen van pakweg achthonderd, duizend jaar geleden moet het een enorm werk zijn geweest. Ze hebben gemarchandeerd bij het leven. Als ik de Slachtedijk zie, proef ik de maatschappelijke strijd op de achtergrond, hoe het geweest moet zijn, zonder de feiten te kennen.’
Hij windt zich er enorm over op als iets of iemand het beeld verstoort. Zoals de windturbine bij Boazum. ‘Windmolens mogen best ergens staan, maar hier is het historische milieuvervuiling.’ Zo stond er eens een molkenkelder, een boerderij die gebouwd is op de kentering van handmatig verwerkte en fabrieksmatige zuivel. Een heel mooie boerderij, vond Karstkarel. ‘En opeens was ie in afbraak. Ik ben naar de ambtenaren gegaan, maar die konden het niet tegenhouden, het was geen monument. Een boer had gezegd dat het niet restaurabel was.’ Ook een ingezonden brief naar de Leeuwarder Courant kon niet verhinderen dat de voormalige molkenkelder plaats moest maken voor een nieuwe boerderij. ‘Die valt niet tegen’, geeft Karstkarel eerlijk toe.

Prachtig ingetogen

Nog regelmatig is Karstkarel op of bij de Slachtedijk te vinden. Als hij in de buurt moet zijn, rijdt hij er even voor om. ‘Als je alleen op de dijk loopt, ben je ook echt alleen. Het is prachtig. Zoals Achlum en Reahûs. Dat laatste is niet om over naar huis te schrijven met die moderne inrichting, maar toch is het een mooi stuk. De boerderijen zijn niet poenig, maar eerlijk en waarachtig. Zo hoort het te zijn in Friese dorpen. Er mag best een bloedmooie kerk staan, maar meer hoeft niet. De dijk is nergens spectaculair, en niet eens erg hoog. Maar juist dat ingetogene is zo prachtig! Ik hoop dat de marathonlopers van 8 juli 2000 nog eens terugkomen om de ingetogenheid en eerlijkheid van de dijk te ervaren.
De dijk is mijn troetelkindje geworden. Ik was ook bang voor bulldozers. Dit besef dringt door tot iedereen die ermee te maken had. Daarom was het zo leuk eraan te werken. Het nam veel tijd, maar weinig moeite.’
In een bureaula liggen alweer de plannen voor een volgende Slachtemarathon. Op de een na laatste zaterdag van juni 2004 staat de dijk weer bol van de musici, dansers, kunstwerken en niet te vergeten de atleten en wandelaars. Toch zal het nooit zo worden als die van 2000. Daarvoor heeft Karstkarel nog te veel nieuwe ideeën in zijn hoofd die schreeuwen om uitwerking.