Deze zomer is er mede in het kader van het 25-jarig bestaan van Noorderbreedte een kunstproject van Anne Hilderink op de Grote Markt te Groningen. Op de zuidwand van het stadhuis worden over de volle lengte films vertoond over het Groninger landschap. Dit gefilmde panorama duurt van 29 juli tot 19 augustus van 21.00 uur tot 02.00 uur. Journalist en historicus Luc Panhuysen heeft hierover onderstaande bijdrage geschreven.

Vanuit de lucht is de wereld plat. Ga op de windhaan van de Martinitoren zitten en alles en iedereen valt samen met zijn bovenkant. De bussen zijn hun daken geworden, de mensen hun kapsel of paraplu. Ga nog hoger en de windhaan heeft de Martinitoren opgeslokt. Het hoogste sluit het laatst aan. Alleen al daarom is het wel eens lekker overal bovenuit te steken.

Nog iets dat hoogte cadeau doet: rust. Alles dat zich diep beneden haast en druk maakt, is nu bevangen door een oogstrelende kalmte. Vanaf het wegdek komt die bus angstaanjagend aanstormen en lijkt de chauffeur het bakbeest nauwelijks meester. Maar uit de hemel wijkt het gevaarte geen centimeter af van zijn weloverwogen koers. De blik uit de hoogte vat de bewegingen samen en dat doet je je eigen gescharrel even vergeten.

Natuurlijk, een verte heeft dezelfde betovering. Verte is niets anders dan horizontale hoogte. Maar een stad is nu eenmaal opgebouwd uit muren, dus moet ik klimmen voor diepte. Wanneer ik mijn spiralen heb afgelegd op de termiek van de middag keer ik herboren terug naar de grond, naar de dimensie waar iedereen zit vastgeplakt aan zijn eigen schaduw. Zeker, de wereld is weer sneller geworden dan, maar ik ook. Er is weer ruimte voor al die beweging; bussen en voeten schieten niet meer steels als vanuit een hinderlaag op mij af.

Ik ben en blijf bewoner van een stenen rimboe. Als ik mijn vermoeide ledematen wil rusten zijn er de gebouwen die me verwelkomen op hun vensterbanken, dakgoten, balkonrelingen. Als ik wil schuilen voor sneeuw of slagregens biedt de stad mij haar sleuven en holtes. Ik mag graag de lof zingen over het verre blauw, maar de omhelzing van het baksteen is mij lief, net als het geclaxonneer, de klaterende stappen van het duizendvoetige publiek, het zilveren zangzaad uit het carillon, de geur van stroopwafels en gebakken schol.

Toch vertrok ik, nam afscheid – al was het maar voor even.

Wat deed ik ineens? Niet een bus of pesterige student deed mij opwieken uit de volle stad, maar een lichtgevende stilte, een schijnende leegte zo groots dat het alles leek te verzwelgen. Ik reageerde op iets dat mij diep raakte. Op de plek waar vroeger het stadhuis stond, begon nu een deken van weilanden en boomkragen. De markt zette zich voort in een lonkende vlakte, had zich verlengd tot natuur. Het was alsof het plaveisel overging in haar oorsprong, het land dat ze ooit moet zijn geweest. Eenzelfde gevoel nam van mij bezit. Dat achter de muren en gebouwen het platteland lag, wist ik. Maar nu het zich zo verleidelijk uitstrekte in het hart van de stad was ik verkocht.

Startend aan de voet van de Martinitoren werkte ik me omhoog, rondde de Grote Markt om vervolgens het weidse landschap binnen te zweven. Ik had mezelf een majesteitelijke entree bedacht, zoals wij daar het patent op hebben. Maar ineens botste ik op tegen een muur. Ik werd geweigerd, teruggewezen – en hardhandig ook! Inmiddels weet ik dat diepte eindigt waar platheid begint. Alleen de verbeelding is bevoegd het landschap tussen de zuilen van het stadhuis door te volgen.

Gedurende drie weken (29 juli tot en met 19 augustus) dringen de ommelanden tot deze plek door. Drie weken lang het vertragende ritme van een verte, een langzaam bewegend landschap dat als een bries van licht het baksteen slecht. Wat een ruimte, wat een vrijheid, wat een stilte over het geroezemoes! Dit was de stad ooit, dit is het land buiten de stad.

Hier wordt de ene dimensie ingeruild voor de andere, maar ook het heden voor het verleden. Want iedere week zet de gevel van het stadhuis zich schrap tegen zeven verschillende landschappen, die in opeenvolging een reis terug naar het ontstaan afleggen. Deze reeks van zeven wordt driemaal vertoond.

Zondag, de eerste dag, ziet u Dorkwerd liggen, gelegen op het gebied waar stad overgaat in land. Via Aduarderzijl (maandag), Schaphalsterzijl (dinsdag), het stroomdal van de Hunze bij Eenrum(woensdag), het Reitdiep bij Zuurdijk (donderdag) en het dijklandschap bij Hornhuizen (vrijdag) komen we zaterdag (boodschappendag!) aan bij waar het land ontstaat, het wad. De zon gaat onder boven de kwelders, de wieg van stad en Ommeland. Zo komt het hele buitengebied samen op de Grote Markt. Een waar defilé waarin alle tegenstellingen elkaar lijken op te heffen en dat de weidevogel in mij vaardig maakt.