Cock's scherpe neus in andermans zaken. Niet gierig naar nieuws, graag naadje van de kous. Met beeldverhalen vaste klant in Noorderbreedte, blad voor beeldige landschappen.

Op het woonerf voor zijn huis in de zon. Diep gehurkt over de Volkskrant en de Drentse Courant. Beker koffie ernaast. Mijn opmerking dat deze ontvangst wel heel erg geënsceneerd lijkt, wuift hij weg met een verhandeling over aanleverkwaliteit van foto’s en het zwart van de kranten. ‘Ja, natuurlijk past het. Ik heb tegen iedereen gezegd: jongens, op dinsdag kan ik niet.’ Vette grijns. ‘Dan heb ik mijn biograaf.’
‘Ik praat liever niet over mezelf. Het gaat mij om de foto’s. Een foto van mezelf heb ik altijd kunnen voorkomen. Want als fotograaf moet je ernaar streven onzichtbaar te zijn. Als ze je kop kennen, zou het je werk in de weg kunnen staan. Dat leidt af. Het gaat om het kunnen maken van foto’s en niet om degene die de foto’s maakt.’

Muizen als gashandels

Split-levelwoon/werkhuis waar de verschillende activiteiten door trapjes open met elkaar verbonden zijn. We gaan tussen de drogende broekspijpen door naar boven. Zoals altijd gemakkelijk gekleed: Cock casual-neutraal. Wat oplicht is zijn oranje horloge. Brilletje op voorhoofd. Attente blik eronder. Bos halflang, sluik haar. Van tijd tot tijd met beide handen erdoor. Voortdurend in beweging. Lopend of op rolletjes. Net als een stapel woordenboeken, krukken en kasten. Zijn afwerkplek: U-vormig kamerbreed werkblad. Allerlei apparatuur. Drie computers met draaiende motoren, deels overstemd door dreunbas. De muizen als gashandels binnen handbereik. Uitzicht op lange diepe tuin die ik later panoramisch breed op de wc tegenkom. Wanden behangen met planken boeken, fotodozen en ordners. De restruimte caleidoscopisch vol fotobeelden en foto’s van Kitty. Op de achtergrond in monumentale bruingouden lijst Gerard Reve in bordeauxrood passe-partout. Midden in de ruimte als het ware een eiland waarop van alles ‘becockstoofd’ wordt. Erop geplakt een zwart-wit A4-tje met in grote letters: ‘Wat je belooft, moet je doen lul!!!’

Eigen dingen

‘Je moet laten zien dat je er bent. Met exposeren gaat dat net zo. Mensen zien je werk en daar vloeit dan vaak weer iets uit voort.
‘Dit interview in Noorderbreedte? Nou, dan ben je als blad wel heel diep gezonken als je interviews met je eigen medewerkers gaat opnemen. Ik vind dat Jan (Abrahamse; sbd) ook wel veel van mij vraagt, maar ik ben ijdel genoeg. Dankzij Noorderbreedte heb ik leuke mensen ontmoet. En werk kunnen laten zien dat ik zelf mooi vind. Ik heb voor het blad twee verschillende soorten dingen gedaan: foto’s die vanuit me zelf komen en foto’s in opdracht. Als ik het in percentages uitdruk denk ik dat ik de laatste drie jaar 75% van mijn eigen dingen heb kunnen doen zoals de series foto’s als Cocks dorpen, de serie Dorpslandschappen die me zeer aan het hart ligt en de foto’s voor het themanummer Gebiedsgericht Beleid.’
Brievenbus. ‘Post, even kijken hoor’. Met wapperhaar in snelle beweging naar beneden; geluid van openscheuren en -vouwen; al lezend en pratend langzaam de trapjes weer op. ‘Hé, een niet-fan, een anti-reactie. Het Drents Museum stuurt mij reacties van mensen die het omslag van het laatste DM-Journaal als zinloos geweld ervaren’ (roodaangelopen TT-ganger met blote bast en oerwoudkreet; sbd). ‘Dat heeft helemaal niks met zinloos geweld te maken. Zo’n man heeft gewoon een leuke dag langs het circuit na de nacht ervoor.’ Leest het DM-antwoord voor. ‘Keurig antwoord.’

Dagboekfoto’s

‘De Dorpslandschappen heb ik geput uit dagboekfoto’s. Die heb ik jarenlang gemaakt.’ Wijst op een rij ordners. ”t Is nu een beetje verwaterd. Heeft er ook mee te maken dat de camera waarmee ik ze altijd maakte, dat ik daar wat troubles mee heb. Je moet de discipline hebben om als je iets tegenkomt te stoppen en er naartoe te gaan. Het maakt eigenlijk niet zoveel uit met wat voor camera je ze maakt. Als je het maar doet. Elders, in het buitenland, doe ik het ook. Waarom dan hier niet? Je houdt de dag er een beetje mee vast. Deze heb ik gisteren gemaakt.’ Hij grabbelt een foto uit een stapeltje: middelbaar echtpaar op een plaid aan één kant aan parkeerplaatspicknicktafel; zij is bezig een appel te schillen; hij – met de rug naar de camera – neemt op de automatische piloot een geschild partje aan. Twee telefoons tegelijkertijd. Bril neer. ‘Wie was er eerst?’ ‘…’ ‘Voor 150 dan mag het. Krijg ik een bewijsnummer toegestuurd?’
‘Ik ben er ooit weer mee begonnen toen Marcel (vriend M. Möring; sbd) naar Rotterdam verhuisde. Ik maakte voor hem dan foto’s met een onderschrift als briefje. Zo verstuurde ik ze ook. In de tijd van het Literair Café Assen, jaren geleden, heb ik ook nog met Jan Willem Otten, Nanne Tepper en Nicolaas Matsier op die manier geschreven. Ik moet hun briefjes hier wel ergens hebben.’ Zoekt, vindt en toont. ‘Ik zeg altijd zo: een dag zonder foto, is een dag vergeten.’

Kitty

‘Henk Hofland heeft vorige week in de NRC een column geschreven over een foto van mij in de Volkskrant van Schotse Hooglanders die weer in een natuurgebied werden uitgezet na de MKZ.’ Doorpratend etage lager: ‘Het knipsel moet ik hier ergens hebben. Ik denk dat Kitty het verstopt heeft om te voorkomen dat ik te ego-poetserig wordt.’ Weer boven: ‘Kitty beschermt mij tegen mijzelf, die voedt mij op en is mijn filosofische sparring-partner. Zij is het houvast in mijn leven. Zeer kritisch op mijn werk. De manier waarop zij kiest. Zij kan feilloos de essentie van de foto’s beoordelen. Zegt altijd of de foto goed is of niet. Ze is een soort coach langs de lijn.’
‘We zijn allebei emotioneel en gepassioneerd. Zij heeft een soort stoïcisme in mij geduwd, waardoor ik mijn leven overzichtelijker kan maken en het kaf van het koren kan scheiden: in mijn werk, maar ook in mijn omgang met mensen. Ik heb haar meer dan eens genadeloos verwaarloosd door emotioneel niet bereikbaar te zijn. Zozeer ga ik dan op in mijn werk. Hoe we soms met elkaar omgaan, daar lusten de honden geen brood van. Ze is zeer kritisch voor mij; wel eens meer dan mij lief is.’
‘Ja, dat is waar. Zonder haar zou ik alleen maar achter de muziek aan lopen.’
Telefoon: ‘…’ ‘Hallo Bert.’ ‘…’ ‘Oké. Ik kijk wel of ik op de terugweg nog iets kan maken.’ ‘Dat was de Volkskrant. Of ik vanmiddag in Drachten een foto van de opening van het Friese Paardencentrum wil maken. De koningin niet. Vind je het goed dat ik even bel? Moet weten wat er voor de pers geregeld is. Of de RVD er ook tussen zit.’

Ambitie

Asser jongen uit de 50-er jaren. Kind van Cock. Van de transportmiddelen. Grootvader, oom en vader produceerden de ventwagen met tweetaktmotor: ‘de mechanische hond’. Later in elektrische versie. Provo Luud Schimmelpenninck van het witte-fietsenplan vond in grootvader Cock een eigenwijze en idealistische evenknie. Dat leidde tot de witkar. Het bleef bij ideologie alleen. ‘Ik heb ze getest. Ik was sowieso geïnteresseerd in alles wat reed. Mijn vader heeft me afgeraden in de zaak te gaan. Ik denk dat ik ben geworden wat hij graag had willen doen.’
‘Op de middelbare school wou ik al de fotografie in. Ben naar de School voor de Fotografie in Den Haag geweest. Dat is nu de academie. Ben daar cum laude geslaagd. Leuke tijd gehad. Toen ik wegging uit Assen, zei ik: “Mij zie je niet weer terug.” Ik was de eerste die weer terug was. Raakte in de Randstad helemaal doorgedraaid van het wilde leven. Dat was niet goed voor mijn gezondheid. Ik ben hier weer hersteld. Ja,’ schamper lachje, ‘in Sanatorium Assen.
In die tijd vroeg de Drentse en Asser Courant of ik niet iets voor hen wilde doen. Ik had tot dat moment niet aan een krant gedacht. Mijn ambitie was Avenue-achtige modefotografie, reportages. Toch bleek de krant wel leuk te zijn. Je stond overal met je neus vooraan. Zo is mijn nieuwsgierigheid wakker gemaakt. Door de krant. Van alles wat willen weten en van niks genoeg eigenlijk.
In die begintijd zat ik ook hele zondagmiddagen op het voetbalveld, wat zeg ik: zes veldjes! Vreselijk! En altijd aan de verkeerde kant. ‘k Vond het eigenlijk veel leuker om die mensen langs de lijn te fotograferen. Ik ben altijd freelancer gebleven.’

Multi-inzetbaar

‘Har, we zijn er weer hoor!’ Salmiakkleurig hondje stuift kwispelstaartend binnen, met door elastiekje overeind gehouden toefje haar op zijn kop, even later wervelend gevolgd door Kitty die met haar loopje haar naam eer aan doet. Harde stem, dito aanstekelijke lach, bijzondere, grijze ogen. Gekleed in grijs en zwart. Ze gaat met bengelende benen op ‘Cocks eiland’ zitten en vult de hoge ruimte met haar aanwezigheid. Net zo snel als ze gekomen is, is ze ook weer uit beeld. Haar lach versterft. Het hondje blijft achter en vlijt zich met een zucht onder het werkblad.
‘In die eerste acht jaar heb ik de contacten gelegd. Daarna is het vrij snel gegaan en wisten ze me te vinden. De digitalisering van de fotografie heeft er ook aan bijgedragen. Tot die tijd moesten foto’s altijd per post opgestuurd worden. Nu doe ik het zelf via de computer. Een kwestie van minuten. Dat heeft ook nog het voordeel dat je zelf de beeldkwaliteit beter in de hand kunt houden. Voor de krant ben ik multi-inzetbaar: ik heb een groot archief, ben goed thuis in de agrarische wereld en die van het landschap, en heb op de achtergrond de stad Groningen die landelijk van belang is. Zelfs Duitsland is mijn achterland.’

Omgeving aftasten

‘Ik probeer het altijd te ontkennen dat ik uit Assen kom, toch is het zo. Maar’, nadrukkelijk, ‘ik voel me geen Drent! Ik kom uit Noord-Nederland. Ik ben gek op het landschap hier. Ik geloof trouwens dat ik het ook zou zijn als ik in Zuid-Duitsland of de Sahel woonde.
Na mijn opleiding, terugkomend uit de grote stad, ben ik met de camera van mijn omgeving gaan houden, ben ik gaan aftasten. Eerst vond ik dat heel benauwend; eerder een stap terug dan vooruit. Vanuit Assen is mijn wereld weer groter geworden. Het landschap van Noord-Nederland heb ik in de loop van de tijd ontdekt. Ik houd van de vlakte van Groningen, de houtwallen van Drenthe en het water van Friesland. Tegelijkertijd heeft het landschap hier ook iets schraals en dat geldt ook voor de mensen. Gelukkig is Groningen dichtbij. Zo’n stad in de buurt heb ik echt wel nodig.’
Assen? Voorzichtig: Laat ik het zo zeggen, dat is een lekker compact stadje waar veel mensen wonen waarmee ik het goed kan vinden. Het wordt hier steeds leuker.’
Telefoon: ‘…’ ‘Hallo.’ Grabbelt in een stapel. ‘Laat ik het zo zeggen: nieuwe dingen pak ik aan het eind van de week pas aan. Dus eerder wordt het niet.’ Ondertussen kreunt de fax. ‘Het is soms hollen of stilstaan. Zo nu en dan word ik gek van mezelf. Ik ben zo’n chaoot. Kitty heeft het opgegeven er ordening in aan te brengen.’
Al grasduinend door eigen werk, toont hij al bladerend een boekje. ‘Heb ik gemaakt voor de Post Middendorpprijs. Als je dan zo’n prijs niet krijgt, ligt dat toch niet aan mij.’

Rafelrand

‘Het landschap bestaat voor mij niet zonder de mens. Voor mij is een landschap pas interessant als de mens ingegrepen heeft. Wat mij boeit zijn kleine plekjes waar je op zich niets ziet anders dan dat er mensen geweest zijn. Landschap is voor mij altijd decor; of het nu stedelijk landschap is of het landschap van het buitengebied. Mens en omgeving vormen een twee-eenheid, gaan een interactie met elkaar aan.
Een portret staat ook vaak in een landschap. De essentie van een portret is het contact dat je met iemand hebt; wat je in iemand ziet; of je dat terugziet in de foto. En soms speelt het landschap daarin mee. Bij mij is iets al een landschap als ik drie stappen achteruit doe. Mijn lievelingslandschap is de overgang tussen stad en het buitengebied, die halfgebieden, dat wasteland; het park als er net een feest is geweest, de skyline met rafelrand op de voorgrond. Het maakt me niet uit wat het onderwerp is: een ploegende boer, een wolkenpartij, het Eemshaventerrein. Het gaat erom wat er gebeurt, wat je ziet. Dat gevoel kan overal zijn. Een landschap kan mij een geweldig gevoel geven: als ik over de waddendijk loop of door het stroomdallandschap bij Schipborg. Dezelfde sensatie kan ik krijgen als ik in Italië ben.
Maar ik woon hier, dus je gaat het waarderen. Je gaat je kwaad maken als de kwaliteit van het landschap wordt aangetast. Soms wordt er ook gesjoemeld. Dan worden dingen mooier gemaakt dan ze zijn. Er hoeft wat mij betreft geen arcadisch landschap te komen. Zoals de Veenkoloniën. Dat gebied moet zijn open, rechtlijnige karakter behouden.’ Achterover leunend handen achter hoofd: ‘Dat hoeft niet verknust te worden.
Als woonplek heb ik een ideaalbeeld voor ogen: een huis in een stadje op een heuvel langs een rivier, van waaruit je de overkant kunt zien. En voor het huis moet een plein zijn.’

Wacht even af

Bij het weggaan vraag ik nog naar het knipsel. Gedienstig zoekt hij de woonetage af. ‘Kit, waar heb je dat stukje van Hofland gelaten?’ Als hij het me overhandigt. ‘Mijn foto wordt eigenlijk alleen maar genoemd. Het stuk gaat er niet specifiek over. Ik hou daar niet zo van. ’t Zit trouwens wel in de familie. De vader van mijn moeder, de prof.dr.ir., hoogleraar in de economie, had het hoog in de bol. Ik heb ooit met hem in de trein gezeten, toen hij zonder enige aanleiding de medereizigers meedeelde: “Dit is mijn kleinzoon en hij studeert voor fotograaf”. Zo’n stukje ook. Dat komt via mijn tante bij mijn moeder. Die is daar trots op en brengt het hier.
Ik betrap mezelf er wel eens op dat ik soms zeg: ik ben bij die en die geweest. Later denk ik dan: wacht even af hoe de foto is geworden.’

In de maand november heeft Harry Cock een tentoonstelling van foto’s over Noord-Nederland en de Gazastrook in het Atrium van het Nieuwsblad van Noorden, Lübeckweg 2 te Groningen. De expositie is gedurende kantooruren te bezichtigen.

De auteur is publicist.

Trefwoorden