Salim Aljondi (1951) is geboren in Alkush, een dorp in Noord-Irak, net ten zuiden van Kurdistan. Hij is in 1993 in Nederland komen wonen. In Irak was hij aannemer: in Wolvega werkt hij sinds 1997 bij de Klussendienst Weststellingwerf.

Het is Pasen en we rijden door het stroomgebied van Linde en Tjonger, het Weststellingwerver land. Het veenlandschap ziet er gedraineerd uit. Er staat veel water in de sloten. Het is een en al weiland. Het eerste wat Salim Aljondi zegt over het Noord-Nederlandse landschap, is dat het zo ontzettend plat is. ‘Er zijn geen bergen, geen heuvels, geen bulten. Het is gewoon niet leuk. Ik ben gewend aan bergen, aan rivieren. Hier zijn de rivieren zelfgemaakt. Ze stromen zoals jullie willen dat ze stromen. In Irak komen de rivieren van onder de grond. Ontstaan ze dan uit bronnen? Ik weet het woord niet. Ze komen uit de berg, of uit de grond. Tien of vijftien samen maken een riviertje, niet zo heel breed. Bij de rivier is het altijd groen, het hele jaar door. De natuur doet dat uit zichzelf. Hier is het ook wel groen, maar alles is zelfgemaakt groen.’

Alles is hetzelfde

Salim vindt het jammer dat alles hooi- of grasland is. Alles is hetzelfde, hooi, gras, slootjes. ‘Een volkstuin zou bijvoorbeeld beter zijn, zodat families ook hier groente kunnen telen.’
‘Maar we kunnen toch gewoon groente kopen in de supermarkt’, breng ik daartegen in. ‘Ja, maar het is beter als je zelf bezig bent geweest met het telen van je eten. Als je ervoor gewerkt hebt, dan smaakt die aardappel lekkerder. Je hebt er vrije tijd in gestopt. Het is lekker om op het land bezig te zijn.’
Salim komt uit een boerenfamilie. In zijn dorp zijn geen rivieren maar wordt het water uit de grond opgepompt. ‘We telen groente, sla, spinazie, sperziebonen, bosuien. Daarnaast hebben we ook fruitbomen, met peren en appels. Als er grond overblijft telen we graan. We hebben ook schapen en koeien. Geen varkens natuurlijk, dat mag niet. Eén boer heeft dus van alles.’ De specialisatie die de Nederlandse landbouw kenmerkt, vindt hij maar saai. ‘Eén boer heeft maar één ding. Bij ons heb je tenminste voor de hele familie van alles te eten.’

Werken om te leven

Volgens Salim hangt het samen met de Nederlandse manier van in het leven staan. ‘Wij denken altijd naar achter, hier in Nederland doen jullie dat niet. Wij denken altijd dat er iets kan gebeuren, honger, oorlog, of er komt geen regen. Hier hoef je niet te sparen of te bewaren voor slechte tijden. Als je werkloos wordt of ziek, dan betaalt de regering. In Irak niet. Daar moet je werken om te leven. Als je niet werkt, heb je geen leven. Klaar.’ Salim noemt het naar achter denken, omdat in Irak de mensen naar de toekomst kijken met de ervaringen van het verleden in hun achterhoofd. Dat is een klein verschil in denken.

Schuine daken

De huizen en boerderijen in Irak zijn heel anders. ‘We hebben huizen met een vlak dak, meestal van één etage maar soms van twee. De muren zijn heel dik, dat is traditie. We hebben maar één raam per kamer. Dat is genoeg. We moeten daarin ijzer doen, hoe heet dat?’
‘Tralies.’
‘Ja.’
‘Waarom moet dat?’
‘Dat is veilig. Misschien komen er dieven of andere dingen. Jullie hebben veel ramen. Dat kan hier ook, hier is het veilig. Ik vind het mooi.’
‘Zou het ook kunnen dat jullie weinig ramen en dikke muren hebben vanwege de hitte in de zomer?’
‘Het zou kunnen, maar bij ons is het niet zo warm. In Bagdad is het soms tot 50 graden. Bij ons is het in een normale zomer maar 40 graden of zo.’
‘Vind je dat níet zo warm?’
‘Ja, want bij ons is het droog warm. Als het hier 30 graden is lijkt op 45 van Irak.’
Als echte aannemer beoordeelt Salim de Nederlandse huizen vooral vanuit bouwtechnisch oogpunt. Het schuine dak met dakpannen is heel praktisch. De daken in Irak zijn van speciale stenen uit de bergen gemaakt. ‘Door de grote verschillen in temperatuur in zomer en winter gaan ze snel lek en moeten ze elk jaar gecontroleerd worden. Hier hoef je niet zo vaak te kijken of de dakpannen goed liggen.’

Raar weer

Het is een koude dag, de zon schijnt af en toe door de wolken. Salim houdt niet zo van de typisch Hollandse luchten; ze symboliseren het rare weer van Nederland. ‘Jullie hebben geen seizoenen hier. Jullie noemen ze wel herfst, lente of winter, maar jullie hebben niet echt een droog of nat seizoen. In Irak is een seizoen ook echt een seizoen. Ik heb nog nooit gehoord dat het in juni tot en met september regende in Irak. Dat is de zomer, en dan is het dus warm en droog. Irakese seizoenen lijken stukken betrouwbaarder dan de Nederlandse. De zomer is daar ook een periode van werk, niet van vakantie zoals hier. Oogsten, schapen scheren, huizen repareren, enzovoorts.’

Onbetrouwbare seizoenen

‘Het allermooiste plekje in de buurt is bij de Driewegsluis, waar de Helomavaart van de Linde wordt afgetapt. Daar is een rivier, daar varen boten langs. Daar kom ik vaak in de zomer, met de kinderen. Je kunt hier lekker picknicken, wandelen en een ijsje eten. Hier is het gezellig druk met mensen in de zomer. Het is echt vakantie hier. Waarom zijn hier zoveel sloten?’ Ik leg uit dat veengebieden erg moerassig zijn, je hebt veel sloten nodig voor de ontwatering, zodat je toch koeien kunt houden. Gek hoor, dat Nederland zo laag is.
Bij Driewegsluis is een aantal weilanden zo laaggelegen dat ze half onder water staan. De zegge maakt het grasland wat gevarieerder. Salim roept uit dat hij hier rijst zou planten. Eigenlijk begrijpt hij niet waarom de boeren hier dat nog niet hebben bedacht. Het is er perfect voor: er staat veel water, dus dan hoeft je je akker niet kunstmatig onder water te zetten. Het zou volgens de Irakese manier van werken kunnen, zonder zelfgemaakte rivieren. Ik suggereer dat het waarschijnlijk wat te koud is voor rijst in Nederland. ‘Oh ja’, verzucht hij, ‘die onbetrouwbare seizoenen van jullie ook.’