De bezoeker van het Groninger Natuurmuseum wordt met de tentoonstelling 'Het landschap verteld(t)' verleidt tot na te denken over een landschap. Het landschap van het Reitdiepgebied in dit geval - daar gaat de manifestatie ViaDorkwerd, waar de tentoonstelling deel van uitmaakt, tenslotte over.

Wat een landschap is.
Dit zegt Van Dale er o.a. van:
‘landschap (o) [Mnl. lantschap
(gewest, land, vaderland), van land+ -schap],
landelijke omgeving voor zover men die
met één blik overziet, m.n. zoals zij zich
in haar samenstel vertoont, de aanblik ervan:
een fraai, een groots landschap.’

‘Voor zover men die met één blik
overziet.’ Dat maakt duidelijk
dat iets een landschap wordt
doordat je ernaar kijkt. Zonder
de blik van mensen, zonder
de vormgevende hand van de mens
geen landschap.

Dit is één van de teksten die de bezoeker van het Groninger Natuurmuseum op de tentoonstelling ‘Het landschap verteld(t)’ zullen moeten verleiden tot nadenken over een landschap. Het landschap van het Reitdiepgebied in dit geval – daar gaat de manifestatie ViaDorkwerd, waar de tentoonstelling deel van uitmaakt, tenslotte over.

Het landschap verteld(t)

Wat de makers ambiëren, is de bezoeker dat landschap te laten ervaren. Omdat dit nog niet zo eenvoudig is, in twee betrekkelijk bescheiden ruimten, hebben wij ervoor gekozen, elementen uit het landschap te lichten en die als in de caleidoscoop uit onze kindertijd aan de bezoeker voor te toveren. Tot die elementen behoren ook teksten – vandaar de titel ‘Het landschap verteld(t)’. Die teksten kunnen uit de mond van bewoners komen (zoals de niet te verzinnen uitspraak van een ondernemer: ‘Het product kanovaren is goed aangeslagen’, maar ook uit krantenberichten, of van borden of gevelstenen in het landschap zelf – zoals de prachtige tekst op een gevelsteen in Onderdendam:

DEI NAIT WIL DIEK’N
MOUT WIEK’N

Maar ook de contouren in de bodem van een borg die niet meer bestaat, en de op wonderlijke manieren door het landschap lopen oude dijken vertellen verhalen. Je zou willen dat de bezoeker in het museum ontdekt hoe oud het cultuurlandschap van het Reitdiepgebied is. Niet door hem dat op opvoedende toon te vertellen, maar door hem (soms werkelijk door een klein kijkgat, als in de caleidoscoop) te laten kijken en zich te laten afvragen wat hij nu precies ziet. Een uit een wierde opgegraven voorwerp. Een kloostermop met een middeleeuwse handafdruk erin. Een oud, met de hand geschreven boekje waarvan hij als hij leest, of luistert, ontdekt dat het een dijkrol is, een document waarin rechten en plichten van boeren voor het onderhoud van de dijken werden vastgelegd.

Verbijsterende afwisseling

Wierden, kloosters, kerkjes en borgen zal de bezoeker ontmoeten, de wonderlijke, specifieke kleur van de Groningen baksteen en resten van de spoorlijntjes die dienden om de afgegraven aarde van de wierden naar het Reitdiep te brengen. En ook natuur – maar dan niet als eigentijds zaligmakend excuus voor het verdrijven van boeren, maar als onderdeel van het cultuurlandschap:

Landschap is dus niet hetzelfde
als natuur. Maar een landschap zonder natuur
kunnen we ons niet eens voorstellen. Boterbloemen
in een weiland zijn niet door de boer bedacht,
en ganzen in een winterse akker
al evenmin. De natuur nestelt zich
in onze landschappen omdat
ze er thuis hoort en ze op haar beurt
naar haar hand zet: de kerkuil
vindt een nestplek in de ruïne
van de melkfabriek of in de kerktoren. De koolmees
maakt haar nest in de fietstas
van de al weken bedlegerige boerin.

Als iets het landschap van het Reitdiepgebied kenmerkt, is het de verbijsterende afwisseling van weidse uitzichten en intimiteit. Die elementen trachten we de bezoeker van het museum te laten ondergaan – door te toveren in een kleine ruimte.

Mooi en lelijk

We proberen nadrukkelijk niet het landschap te idealiseren, te doen alsof de plaatjes van het Verkade-album nog onveranderd bestaan. Het landschap is door mensen en natuur samen gemaakt, en een van zijn wezenlijke kenmerken is verandering.
Dit betekent dat de bezoeker vaak zal denken: wat mooi – maar soms ook: wat een lelijkheid. Want niet iedereen is zich bewust van de tekentaal van een oud landschap. Soms bedenkt iemand een onvoorstelbaar lelijke supermarkt vlak naast een statig achttiende-eeuws burgerhuis. Of een Doe-het-zelf-loods met krijsende kleuren midden in het dorpscentrum dat nog door een schilder van De Ploeg vereeuwigd is. Of een nieuwbouwwijk waar de honden geen brood van lusten aan de kwetsbare rand van een oude stad. Want we willen dat de bezoeker óók ziet hoe gauw een landschap verknoeid kan worden. En wat zijn eigen rol zou kunnen zijn bij een zorgvuldige omgang met landschappen.
Én dat hij ziet hoe een oud landschap allerlei nieuwe elementen kan verwerken. De borg is niet meer de plek waar de economische en culturele elite huisde, maar hotel geworden; in de kerk worden misschien geen diensten meer gehouden, maar er lezen wel dichters voor of er wordt kamermuziek gespeeld.

En natuurlijk willen we vooral dat de tentoonstelling de bezoeker zó nieuwsgierig maakt dat hij popelt om zelf het landschap in te gaan en de elementen op te zoeken waarmee we hem hebben geconfronteerd.

De auteur heeft samen met Peter de Kimpe de tentoonstelling samengesteld, met medewerking van Wim Boetze, Jan Abrahamse en Kees van der Meiden.

Trefwoorden