In Noord-Nederland vinden we aan de oppervlakte een grote diversiteit aan bodemtypen. In deze serie wordt telkens een bodemprofiel getoond en besproken, afkomstig uit de drie noordelijke provincies. Als u zelf een fraai bodemprofiel aantreft, bijvoorbeeld bij het graven van een sloot of bij het uitgraven van een plaats voor een nieuwbouwwoning, bericht dat dan aan de redactie van Noorderbreedte. Redacteur Gerrie Koopman neemt dan contact met u op.

Het esdorp Donderen is gelegen op de Rolderrug. Dit is een van de ruggen in Drenthe die parallel loopt aan de Hondsrug en in het terrein goed zichtbaar is. Omdat vanouds de essen op relatief hooggelegen delen van het zandlandschap werden aangelegd, is het niet verwonderlijk dat Donderen twee langgerekte essen heeft: de Noord- en de Zuides. Deze essen accentueren vanouds de Rolderrug.
Ten zuidoosten van Donderen bevindt zich, aan de rand van de Zuides, een restant van een oude zandgroeve in de oostelijke flank van de Rolderrug, die tot het eind van de jaren tachtig geëxploiteerd werd door de voormalige gemeente Vries. De steilrand aan de rand van de groeve is bewaard gebleven omdat zich hier tijdens de zandwinning een oeverzwaluwkolonie had gevestigd. Als klein vogelreservaatje werd het gebied met rust gelaten, slechts verstoord door het jaarlijkse paasvuur van Donderen. Oeverzwaluwen komen hier al lang niet meer, maar de steilrand in de Rolderrug is nog steeds aanwezig. Het bijzondere van deze locatie is dat hier een bodemprofiel zichtbaar is waarin binnen enkele meters de afzettingen uit drie ijstijden zichtbaar zijn.

Poesjeszand

Het onderste gedeelte van het bodemprofiel bestaat uit spierwit, fijn en glinsterend zand. Als je dit fijnkorrelige zand tussen de vingers neemt, voelt het zacht aan. Zo zacht dat ras-bodemkundigen spreken over ‘poesjeszand’. Wrijf je het zand vervolgens uit de handpalm, dan blijven er heel kleine plaatvormige mineralen in de handnerven achter. Dit zijn mica’s. Ze veroorzaken een kerstkaart-achtige schittering van de hand in het zonlicht. Dit witte zand werd tijdens de op twee na laatste ijstijd, het Elsterien, door het ijs-smeltwater afgezet in gigantische smeltwaterbekkens. Het behoort, evenals de potklei die tijdens dezelfde ijstijdperiode werd afgezet, tot de Formatie van Peelo en wordt daarom ook wel aangeduid als ‘Peelo-zand’.

In het bovenste, geelgekleurde gedeelte van het profiel is een fraaie gelaagdheid zichtbaar. Zoals de naam als zegt, is dit dekzand als een deken over de oudere sedimenten afgezet. Dit gebeurde tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, onder klimatologische omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de huidige toendra’s. Een permanent bevroren ondergrond, samen met ijzige schrale omstandigheden, zorgde ervoor dat de harde wind vat kon krijgen op het materiaal dat aan de oppervlakte lag. Uit het droogliggende Noordzeebekken, maar ook lokaal, werd alles wat klein genoeg was door de zandstormen meegevoerd en onder luwere omstandigheden weer neergelegd. De zandgronden in Noord-Nederland, maar ook in Midden- en Zuid-Nederland bestaan uit dit dekzand. Het fijnere stof werd over nog grotere afstanden vervoerd en onder nog luwere omstandigheden afgezet. Dit vinden we, onder de naam löss, aan de oppervlakte in Limburg, Door de afwisselend hoge en lagere windsnelheden werden achtereenvolgens respectievelijk grotere en kleinere korrels afgezet. Dit veroorzaakt de afwisseling van de (donkere) fijnere laagjes en de (lichter gekleurde) grovere laagjes in het dekzand.

Keileem

Tussen het Peelo-zand en het dekzand, ter hoogte van het handvat van de schep, zien we een grillig gevormde laag van gemiddeld 10 cm dik. Dit is een klein restant van het keileem dat dateert uit de op één na laatste ijstijd, het Saalien. Half Nederland, ongeveer tot de lijn Haarlem-Nijmegen, was toentertijd bedekt met een honderden meters dikke laag landijs. Over de bodem werden zand, klei en leem, maar ook keien, waaronder de dikke Hunebedstenen, vanuit Scandinavië naar ons land getransporteerd. Na het smelten van het ijs bleef een sterk samengeperst en doorkneed materiaal achter, bestaand uit enerzijds fijne klei en leem, maar ook uit zand en stenen; vandaar de naam ‘keileem’. Op sommige plaatsen in Noord-Nederland zijn keileemlagen van zeven meter dik aangetroffen. Hier, op de Rolderrug, is het keileem door erosie grotendeels verdwenen. Het is gereduceerd tot een dun laagje met kleibrokken en stenen.

Aardkundig monument?

Naast het beschreven bodemprofiel zijn, na even zoeken en met een beetje geluk, in de steilrand nog meer bijzonderheden aan te treffen, zoals tijdens de laatste ijstijd gevormde vorstwiggen of een in diezelfde periode ontwikkeld fossiel bodemprofiel. Goed zichtbaar zijn overal de zogenoemde ‘vingers van Hoeksema’ en nog veel meer details waar een beetje bodemkundige zich de vingers bij aflikt. Helaas raakt de steilrand de laatste jaren in verval. Omdat alles zo fraai zichtbaar kan zijn, hebben we hier te maken met een aardkundig monument. De oeverzwaluwen hebben een voorzet gegeven; het is aan de provincie Drenthe om de bal in te schieten en deze locatie, na een opknapbeurtje, te benoemen als volwaardig aardkundig monument.