Het heeft even geduurd, maar het is nu zover: het voormalige schathuis van de Fraeylemaborg in Slochteren doet zijn naam weer eer aan. Weliswaar uitsluitend schatten op papier, maar de juweeltjes die daartussen zitten, zijn bijkans niet te tellen.

Even leek het erop dat het in 1783 verrezen schathuis, dat overigens in 1899 werd vernieuwd en nog weer later als koetshuis in gebruik was, een geheel andere bestemming zou krijgen. Het stond al geruime leeg en de plannen wezen in de richting van Erfgoed Logies, monumentale panden die onderdak bieden aan logerende gasten. Maar de verbouwing was te ingrijpend; een geluk voor de nieuwe schatbewaarders van het pand, de broertjes Cor (51) en Jan Begeman (35), de eerste cardioloog, de andere bioloog. Een beetje merkwaardige expertises voor galeriehouders, maar de Begemans komen er een heel eind mee, want hun hart ligt al van jongs af aan bij alles dat antiquarische waarde heeft. Het is dan ook in eerste instantie de hartstochtelijke interesse voor oude kaarten, prenten en boeken die hen deed besluiten de kunsthandel van de grond te tillen. Wanneer je daarbij optelt de grote liefde voor alles dat met de natuur heeft te maken, dan zal het minder verbazing wekken dat de broers in de afgelopen jaren een interessante collectie verzamelden. Streng in de leer zijn ze wel: alleen werk op papier. Niets anders passeert de drempel daar aan de oprijlaan van de borg.

Cartografische hoogstandjes

Zo op het eerste gezicht heeft de galerie wel wat van een winkeltje dat bij de borg hoort, zoals bijvoorbeeld bij Paleis het Loo. ‘Mensen denken ook vaak dat wij de kaartjes voor de borg verkopen’, aldus Jan Begeman. Niets is minder waar. Binnen geen replica’s van borstbeelden van de Fraeylema’s, de Piccards en de Van der Hoop van Slochterens, vroegere bewoners van de borg. Niks entreekaartjes, maar het echte werk: kostbare eeuwenoude kaarten die te pronk hangen in een dieprode oude tuigkast, een overblijfsel uit de tijd dat de ruimte als koetshuis diende. En dat is nog maar een klein gedeelte van de grote collectie die de broers Begeman opbouwden. De meeste kaarten liggen in laden. Het zijn allemaal originelen, afkomstig uit atlassen; reproducties, daar doen de Begemans niet aan of het moet zijn zoals bij een van de oudste kaarten van Jacob van Deventer, rond het midden van de zestiende eeuw, waarvan het laatste exemplaar volgens Jan Begeman bij een bombardement tijdens de oorlog verloren is gegaan. ‘Vraag naar kopieën is er ook eigenlijk niet’, aldus Jan Begeman, de jongste van de broers en fulltime bezig met de kunsthandel. ‘Hoewel mensen nog wel eens enigszins geschrokken opkijken wanneer ze horen hoe duur een kaart is.’ Maar dan krijgt de koper ook waar voor zijn geld. Voor een redelijk grote kaart moet de koper zo’n 4.500 gulden neerleggen. Vergeleken bij een schilderij valt dat natuurlijk wel mee, zeker als je weet dat het een origineel is uit een van de atlassen van twee coryfeeën uit de uitgeverijwereld in de zeventiende eeuw: Blaeu en Hondius, twee grote concurrerende uitgevers in Amsterdam, die actief waren van 1600 tot ongeveer 1675. Niet alleen in Nederland, maar ook wereldwijd wordt deze periode gezien als een van de hoogtepunten in de cartografie. Zo omvat de collectie van het koetshuis onder meer kaarten van Groningen en Drenthe uit de Blaeu-atlas en een schitterende kaart van Hondius die de vaart naar Hamburg uitbeeldt. De hele route per boot over de Zuiderzee, de Waddenzee, de Elbe en nog verder naar Hamburg; plus nog een inzetje van de plaats waar de route uiteindelijk eindigt.
Een van de oudste kaarten is van Braun/Hogenberg uit 1575, het begin van een totaal nieuwe benadering in de cartografie, de driehoeksmeting, een uitvinding waar tot op de dag van vandaag, net als bij de boekdrukkunst, hevig over wordt getwist aan wie de eer toekomt. ‘In Nederland maar ook daarbuiten wordt aangenomen dat dit de Fries Gemma Frisius is, maar de Duitsers eisen de eer voor zichzelf op. Hoe dan ook’, aldus Jan Begeman, ‘het was rond het midden van de zestiende eeuw wel het begin van een waarheidsgetrouwe weergave. Tot op dat moment waren de kaarten gebaseerd op de oude ideeën van Ptolomeus, waarbij de fantasie toch een grote rol speelde.’

Blaeu-atlas

Worden de kaarten nu over het algemeen per stuk verkocht, oorspronkelijk zaten ze in statusverhogende atlassen. Aangeschaft door het vermogende deel van onze natie stonden de atlassen te pronk in speciaal vervaardigde kasten, waarmee de eigenaar zijn welstand exposeerde. Blaeu vervaardigde aanvankelijk wel losse kaarten voor aan de muur, maar ging al gauw over op het maken van atlassen, omdat dit een lucratievere handel was. Die kaarten hebben ook allemaal een vouw dwars over het oppervlak. Slopen van atlassen is er in Slochteren niet bij. ‘Wij kopen alleen kaarten die los worden aangeboden. Wij zouden natuurlijk ook wel een hele atlas willen, maar dan praat je wel over zo’n honderdduizend gulden verkoop. Of wij daar hier een markt voor hebben, dat betwijfel ik. De grote verzamelaars zitten toch meer in de States.’ Niet dat die dan in het bezit zijn van een uniek exemplaar, want de atlassen verschenen in oplagen. Zo is de Blaeu-atlas, met de ene editie na de andere zo’n jaar of vijftig uitgebracht, telkens met nieuwe teksten en dan ook nog eens in het Duits, Spaans, Nederlands en Latijn. Gedurende die tijd kwamen er steeds meer kaarten bij. ‘In de eerste atlas zat bijvoorbeeld al een kaart van Groningen, maar van Drenthe was geen aparte kaart. Dat werd nog op een hoop geveegd met Overijssel. Pas rond 1640 heeft Pijnacker de eerste goede kaart van Drenthe als aparte provincie geschetst. En die kaart nam Blaeu vervolgens in zijn atlas op. Zijn atlas is tussen de dertig of veertig jaar verschenen als appendix bij de kaarten die voortborduurden op de oude ideeën van Ptolomeus. Op een gegeven moment wordt hij uitgebreid en verschijnt in drie delen de Atlas Novus, om uiteindelijk te verschijnen als de Atlas Major, in twaalf delen; allemaal met zo’n twaalf kaarten.’

Natuurboeken

Hetzelfde anti-sloopgedrag leggen de broers Begeman aan de dag bij hun collectie prenten, die tezamen met de kaarten een onderkomen hebben gevonden in de laden. Prenten die vooral een link hebben met Groningen en de historie van Groningen: veel over de stad Groningen, plattegronden, aangezichten, topografie, natuurlijk veel van de Fraeylemaborg, de vesting Drenthe, en een la met gemeentekaartjes van de provincie Groningen halverwege de vorige eeuw. De enige reproductie is een zeefdruk uit het begin van de twintigste eeuw waarvan het origineel alleen nog in een museum te zien is. Maar de kopie is ook al meer dan honderd jaar oud, dus op zich ook al weer waardevol.
Gekke dingen, mooie dingen een litho van Zuidwending, het waddengebied, Friesland, Ostfriesland. Laden vol met vrije grafiek, waarbij het meer om de grafiek zelf gaat, zoals ornamentsprenten, paarden, natuur, vogels, bloemen, maar voor alles geldt: nooit zullen ze er een boek voor uit elkaar halen. Toch is die mogelijkheid in overvloed aanwezig, getuige een kast vol met complete boeken, voornamelijk de geïllustreerde natuurboeken. Pronkstuk is een werk uit de achttiende eeuw van een Duitse arts die op de Molukken zat voor de Nederlanders. Tot in detail is alles weergegeven dat hij daar aan dieren in de zee vond: vissen, krabben, kreeften. Compleet met zestig gravures moet het 19.500 gulden opleveren. Een Frans boek over schelpen met kopergravures, een werk uit het begin van de twintigste eeuw met 360 litho’s van Zweedse vogels. Van Johan Herman Knoop, eind achttiende eeuw hovenier van de Oranjes in Oranjewoud, alles over appels en peren met bijbehorende afbeeldingen.
Nu lijkt het alsof de bezoeker direct enkele tienduizenden guldens op tafel moet leggen om met een leuk pakje de deur uit te gaan. Maar in weer een andere kast staan de boeken met alles over cultuur en geschiedenis van Groningen en dan in de lagere prijsklasse, zeg maar tot honderd gulden.

Exposities

Lieten de Begemans tot nu toe alleen de eigen collectie zien, de afgelopen maanden stelden zij tentoonstellingen samen van Groninger kunstenaars, zoals Ankie Slooff, Jan Velthuis, Reinder Homan en een aantal kunstenaars van de Ploeg. Vier tentoonstellingen per jaar is de bedoeling, met op dit moment werk van Cobra kunstenaar Eugène Brands. Het moet min of meer een vast patroon worden, zo overwegen ze. Na de zomer een expositie gericht op het Groninger landschap, dan tegen december moderne kunst, in januari een paar weken dicht, in februari de Noordelijke Kunst- en Antiekbeurs, die volgend jaar voor de tweede keer op de borg wordt gehouden, en daarna in maart/april een speciaal op de grafiek gerichte tentoonstelling. In de zomer volgt dan hoogstwaarschijnlijk een tentoonstelling van de Duitse schilder Müller Linow.

Garantie op echtheid

Mocht alles gaan zoals de gebroeders Begeman zich hebben voorgenomen, dan zal ook de paardenstal-annex worden ingericht als galerieruimte. Maar voor het zover is zal eerst de website (www.begeman.nl) nog moeten worden vervolmaakt, zodat die tycoon in de States precies kan zien wat nog ontbreekt in zijn collectie. Want dat de handel in de toekomst voor een groot deel via internet gaat verlopen, daarvan is Jan Begeman overtuigd. ‘Het is de verzamelaar die we moeten bereiken en die verzamelaar wil garanties. Daarvoor moeten alle kaarten worden beschreven met nummering en omschrijving van de code, waar ze uitkomen, hoe oud ze zijn en of de kaart later eventueel met de hand is ingekleurd. Heel veel werk, maar heel erg belangrijk. Mensen vragen wel eens: “En als het nu niet echt is?” Dan antwoorden we altijd: “Dat is nu net wat we garanderen”.’