Esthetisch waardevolle natuur en landschappen met een historisch karakter staan volop in de aandacht. Ze verdwijnen namelijk snel. De regionale diversiteit neemt af. In het tegengaan van de vervlakking lijkt het historische spoor zoek.

Esthetisch waardevolle natuur en landschappen met een historisch karakter staan volop in de aandacht. Ze verdwijnen namelijk snel. De regionale diversiteit neemt af. In het tegengaan van de vervlakking lijkt het historische spoor zoek.
De ontwikkeling van een landschap is als schilderen met waterverf. Het begint met een wit vel. De mens heeft nog geen afdruk van zijn aanwezigheid achtergelaten. Het duurt niet lang of bossen worden gekapt, huizen gebouwd en wegen aangelegd. Het zijn penseelstreken die een landschap vormgeven. Elke generatie laat zijn eigen kleur op het papier achter. Een watermolen is anders van kleur dan een windturbine. Door wisselend kleurgebruik ontstaat in de loop van de geschiedenis een bonte schakering van afdrukken die tezamen het landschap vormen. De meest recente zijn goed herkenbaar. Naar de oudere moet je goed zoeken. Want tegenwoordig raken donkere kleuren in de mode. En met deze kleuren kan het schilderwerk traumatisch zijn. Zeker wanneer de kwasten zwaar worden aangezet. Met waterverf kan een donkere tint namelijk nooit meer door een lichtere worden vervangen. Het gebeurt zomaar. Door een flinke beroering bolt het papier van nattigheid op. Met één veeg zijn veel historische elementen uit het landschap verdwenen. Het duurt lang voordat het opdroogt en glad trekt. Eentonige donkerheid. Is dat de toekomst?

Streekgebonden verschillen

Tot de industriële revolutie was de mens nog geen wild smijtende schilder als Jackson Pollock, die zonder oog voor compositie rigoureus met verf kwakt. Voor de toenmalige bewoners is het natuurlijke landschap een gegeven waar ze niet omheen kunnen. Zo is het uiterlijk van het Drentse esdorpenlandschap bepaald door de schraalheid van de zandgronden. Dit natuurlijke gegeven dwong een specifieke ruimtelijke inrichting af. Om akkerbouw mogelijk te maken was extra bemesting noodzakelijk. Voor dit doel hielden de boeren schapen. Hun mest werd, vermengd met heideplaggen, over de akkers verspreid. Het dorp met het bouwland lag tussen de hoger gelegen heidevelden en de lager gelegen weilanden in de beekdalen. Op andere plekken golden andere regels. In het noordelijk zeekleigebied was de kracht van de zee de dominerende randvoorwaarde. Maar voor elke plek geldt dat het menselijk bestaan een geheel vormde met de natuurlijke omgeving. Deze zorgt voor streekgebonden verschillen in ruimtelijke inrichting. Een lappendeken van verschillende cultuurlandschappen krijgt vorm. Het is de regionale diversiteit waar Noord-Nederland om bekend staat.
Aan het eind van de negentiende eeuw verandert er veel. Technische ontwikkelingen, zoals de toepassing van de stoommachine, maken steeds grotere ingrepen mogelijk. De vervlakking begint. In samenhang met de industriële revolutie schakelen veel boeren over van zelfvoorzienigheid naar commerciële productie. De kunstmest wordt uitgevonden. Specifiek voor het esdorpenlandschap betekent dit het einde van het gemengde bedrijf. Het kleinschalige karakter van het landschap komt hierdoor onder druk. Bovendien worden met behulp van kunstmest steeds meer woeste gronden ‘in cultuur gebracht’.
Vanaf de jaren zestig neemt het tempo en de schaal van de veranderingen toe. De ruilverkaveling, hoogspanningsmasten en de bouw van gelijksoortige nieuwbouwwijken behoren allemaal tot de donkere kleuren van het waterverfpalet. Streekgebonden karakteristieken verdwijnen. Soms betekent dit zelfs een letterlijke vervlakking, wanneer sloten worden gedempt of reliëf wordt geëgaliseerd. De schakering wordt minder kleurrijk. Dit geldt niet alleen voor het landschap maar ook voor de biodiversiteit, want de vervlakking van het landschap leidt tot een uitholling van de natuur. De leefomgevingen van dieren raken van elkaar geïsoleerd; wegen zijn vaak onneembare barrières. Bovendien zijn sommige soorten juist afhankelijk van de karakteristieke kenmerken van een streek. Ze kunnen zich moeilijk aanpassen aan het uniforme landschap en verdwijnen.

De bulldozer d’r over

Het is makkelijk om te constateren dat de regionale diversiteit afneemt. Voorbeelden zijn er te over. Belangrijker is het om te weten waar het probleem ligt. Pas dan kun je er iets aan doen. Het gekke is alleen dat er in wezen niets is veranderd met de omgang met natuur en landschap. Al vanaf het begin probeert de mens de natuur dienstbaar te maken aan zijn eigen streven en tegenwoordig is dat niet anders. De economische exploitatie heeft altijd voorop gestaan. In het verleden werd deze exploitatie gedicteerd door de natuurlijke omgeving; de mens moest zich voegen naar zand, klei of veen. Het bestaan was hard, het landschap economisch. Esthetisch waardevolle natuur en landschap waren toevallige bijproducten.
Met dezelfde ijver als vroeger beïnvloeden we vandaag het landschap. Door de vele technische mogelijkheden spelen natuurlijke beperkingen nauwelijks nog een rol in de vormgeving van het cultuurlandschap. Jammer genoeg levert dit geen fraaie bijproducten meer op maar een grotere eentonigheid. Het landschap wordt met steeds meer grijstinten gekleurd.
Het enige verschil met vroeger is dat landschap en natuur geen toevalligheden meer zijn. Ze worden opgevat als volwaardige, op zichzelf staande functies. Het maakt hun teloorgang tot een urgent probleem. Maar er is hoop: we zijn nu immers in staat om de omgeving geheel vorm te geven zoals we dat zelf willen. Het behoud van de regionale diversiteit wordt dan ook actief nagestreefd. Natuur wordt gemaakt, bijvoorbeeld door de grondwaterspiegel te verhogen; als dit met waterbeheersing niet mogelijk is dan kan de bulldozer d’r over om een meter zand weg te halen om het maaiveld dichter bij het grondwater te brengen. Ook het landschap wordt niet vergeten. Zo herstelt Staatsbosbeheer momenteel het esdorpenlandschap rond Orvelte en worden in het noordelijk zeekleilandschap oude dijkdelen opnieuw aangelegd.

Hoofdverdachte

Het nastreven van de regionale diversiteit roept een belangrijke vraag op: Wat moet behouden worden en wat mag weg? En nog belangrijker: Wie beslist het? Het lijkt er sterk op dat bevlogen idealisten en deskundigen de beslissing krachtig naar zich toe trekken. De burger kan alleen nog indirect steunen door zich op te geven voor de Postcodeloterij. Op deze weg is de toekomst eentonig donker. Het leidt namelijk tot een defensieve houding waarin voorschriften, vergunningen, verboden en geboden de overhand hebben. Andersdenkenden worden soms zelfs negatief benaderd; dan worden er schuldigen aangewezen. Was tien jaar terug de landbouw de hoofdverdachte, nu gaat de vinger sterker in de richting van infrastructuur en verstedelijking. Het is een houding die geheel uit de pas loopt met de geschiedenis, want in de vorming van het cultuurlandschap hebben de bewoners en de bewerkers van het land altijd de beslissende rol gespeeld.

Zelf uitzoeken

Het wordt hoog tijd voor een positieve benadering. De direct betrokkenen moeten juist actief bij de inrichting van hun leefomgeving worden betrokken. En dat is nu precies wat het geïntegreerde gebiedsgerichte beleid voorstaat. Want de lappendeken heeft niet alleen betrekking op cultuurlandschappen maar ook op mensen. Voor elk gebied liggen de verhoudingen anders. Voor elke streek gelden andere mogelijkheden en zijn er andere afwegingen te maken. Dit vereist maatwerk en maakt de aanwezigheid van een draagvlak noodzakelijk. De opgave van het behoud van de regionale diversiteit wordt er niet minder door, maar wanneer belanghebbenden actief mogen meedenken, meebeslissen en meewerken aan de vormgeving van het landschap, betekent het dat we in ieder geval qua aanpak weer op het historische spoor zitten. Ook al gaat de vervlakking door. Er blijft nog een vraag over: Wat moet nu eigenlijk behouden blijven en wat mag uit het landschap verdwijnen? Dat mag u zelf uitzoeken!

Trefwoorden