Het Groninger platteland verandert voortdurend. De afgelopen 25 jaar hebben driekwart van de Groninger boeren hun bedrijf beëindigd. Volgens het CBS telt Groningen nu nog 4376 bedrijven waarvan een meerderheid akkerbouwbedrijf is. De verwachting is dat ook dit aantal nog verder terug zal lopen. De jaarlijkse daling van het aantal boerenbedrijven bedraagt nu in Groningen twee procent.

Veel boerderijen in Groningen stammen uit de negentiende eeuw of zijn van nog eerdere datum. Hoewel bij tal van boeren deze historische gebouwen nog deel uitmaken van het tegenwoordige bedrijfscomplex, is er geen boer die deze gebouwen nog gebruikt op een manier waarvoor ze destijds gebouwd zijn. Ze hebben bedrijfstechnisch gezien hun tijd gehad en bestaan nog omdat de schuren vaak zo groot zijn dat ze aangepast kunnen worden aan het veranderde gebruik en kapitaalvernietiging wordt voorkomen. Met name voor het akkerbouwbedrijf kan de bestaande schuur lang soelaas bieden, maar een ideale situatie wordt het bedrijfstechnisch gezien niet echt. Voor de veehouderij ligt nieuwbouw snel voor de hand, omdat bijvoorbeeld mestkelders moeilijk in een bestaande schuur gerealiseerd kunnen worden.
Naast deze historische boerderijen staat tegenwoordig dus al gauw een nieuw agrarisch bedrijfsgebouw dat er heel anders uitziet dan zijn oude voorganger.
Niet iedereen ervaart deze ontwikkelingen als positief maar niet iedereen kijkt natuurlijk op dezelfde manier naar het Groninger landschap. Een boer kan het heel anders zien dan bijvoorbeeld een cultuurtoerist. De laatste zul je veel eerder horen verzuchten dat er tegenwoordig zulke lelijke boerenschuren worden gebouwd.

Agrarische nieuwbouw

Toch is het niet vreemd dat de agrarische nieuwbouw er zo uitziet als ze doet. De nieuwe bedrijfsgebouwen passen precies op de hedendaagse bedrijfseisen, zoals ze vroeger op die van toen pasten. De gebouwen zijn nu groter en minder kleinschalig en niet meer regionaal gedifferentieerd. Een mogelijk meer aansprekend uiterlijk kan moeilijk ten koste gaan van adequate bedrijfsvoeringmogelijkheden. Vragen die in dat verband ook gesteld kunnen te worden zijn: Hoe erg is het nu eigenlijk gesteld met de boerderijbouw? Zijn er ook niet veel acceptabele oplossingen tot stand gebracht? Wat vindt de ‘gemiddelde gebruiker’ van het Groninger landschap ervan? Voor een antwoord op deze vragen heeft Libau een onderzoek opgezet, dat zij in opdracht van de provincie Groningen heeft uitgevoerd.
Om enig inzicht te verkrijgen in de vraag hoe men de kwaliteit van de huidige agrarische bebouwing in Noord-Groningen waardeert is een enquête opgesteld. Hierin worden acht thema’s in woord en beeld aan de orde gesteld met betrekking tot agrarische nieuwbouw. Het gaat daarbij om nieuwe stallen en bedrijfscomplexen en over vorm(geving), kleur, situering en beplanting. Over elk thema worden in principe steeds dezelfde vragen gesteld. Men wordt gevraagd een voorbeeld aan te geven dat de voorkeur geniet, maar ook een voorbeeld dat storend gevonden wordt.
Er zijn 273 enquêteformulieren ingevuld door een gevarieerde groep van respondenten, als gebruikers, bouwers, bestuurders, deskundigen en scholieren. De enquête heeft een aantal duidelijke zienswijzen opgeleverd, waaruit onder meer de volgende algemene conclusies en aanbevelingen voortvloeien.

Nieuwbouw overheerst

Hoewel de Groninger boerderijen tot de grootste van Nederland behoren, blijken de nieuwe bedrijfsgebouwen de oude in grootte te overtreffen. Voor de ligboxenstallen is dit het minst manifest, omdat het volume en met name de hoogte ten opzichte van de historische complexen niet overheerst. Bij de akkerbouwbedrijven is het volume van de schuren echter vaak van dien aard dat zij domineren ten opzichte van de bestaande, oude bedrijfsgebouwen. Dat geldt ook voor de stallen voor de intensieve veehouderij, zij het dat hier met name de grote lengte een rol speelt. Bij bedrijven die zich vanuit een historische situatie ontwikkelen, speelt vooral de mate van verzoening tussen oud en nieuw een rol. Hoe groter echter het verschil in volume, hoe moeilijker het is om in een directe confrontatie tussen de bouwvolumes een evenwichtig samenhangend geheel te bereiken. Te vaak gaat de nieuwbouw overheersen ten opzichte van de oude situatie. Dit wordt als negatief ervaren omdat aan de oude situatie in het algemeen een hogere beeldkwaliteit wordt toegekend dan aan de nieuwe bedrijfsgebouwen. Aanpassingen in schaal, kleur en situering van de nieuwe bebouwing ten opzichte van de oude zijn middelen om een harmonie tussen beide tot stand te brengen. Met name ten aanzien van de vormgeving wordt een grens bereikt wanneer de verschillen in grootte en vorm te extreem worden.

Ligboxenstal

De ligboxenstallen lijken te zijn ingeburgerd en worden beschouwd als behorend bij het huidige veeweidebedrijf. De mate van ordening van de diverse functies en gebouwen op het erf bepaalt voor een deel het oordeel. Bij nieuwe bedrijven speelt ook de vormgeving en de positie van het woonhuis een rol. Opvallend is de hoge waardering voor de toepassing van bekende, vaak traditionele vormen. Ook in het geval van de nog maar een korte traditie kennende ligboxenstal worden afwijkende vormen opvallend negatief gewaardeerd. In het algemeen is er weinig waardering voor ‘moderne’ architectuur.

Geen felle kleuren

De acceptatie van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing in het Groninger landschap wordt in belangrijke mate ook bepaald door de kleur ervan. Witte en andere opvallende of felle kleuren worden breed afgewezen. De donkere schuren vallen het minste op en zullen vanwege deze eigenschap minder snel als storend worden ervaren dan grote schuren die je al van heinde en verre tegemoet schitteren. In het algemeen valt te concluderen dat men het buitengebied graag wil kunnen zien als een gebied dat rust en evenwicht uitstraalt. Daarin passen geen sterke afwijkingen van het gangbare beeld en een grote mate van opvallendheid.

De boer in zijn koninkrijk

De Groninger boerderij als nieuw boerderijtype bestaat niet meer en het lijkt onwaarschijnlijk dat hier in de afzienbare toekomst weer sprake van zou kunnen zijn. Er zijn wel meer overdrachtelijke kenmerken van de historische Groninger boerderij, die ook nu een rol zouden kunnen spelen. Dan gaat het om associaties die van doen hebben met de imposante verschijning van de Groninger boerderij in het weidse landschap en de groene erven als eilanden waarop de boer temidden van weiden en akkers zijn koninkrijk heeft gevestigd; groots, krachtig, ondernemend en zelfbewust.

Inpassing in het landschap

Meer concreet richten de aanbevelingen zich op de inpassing van het moderne boerderijcomplex in het landschap. Ondanks voortdurende veranderingen is nog steeds sprake van een onmiskenbaar en typisch Gronings landschap. Per streek zijn daarbij ook nog steeds duidelijke verschillen waarneembaar. De verschillende Groninger landschappen en de daarbij behorende occupatiepatronen vormen waarschijnlijk de belangrijkste factoren om vandaag de dag regionale identiteit bij agrarische bedrijfscomplexen inhoud te geven. Niet alleen de ligging van de boerderijen is vaak kenmerkend voor een bepaald landschapstype, maar ook de erfsituatie en de erfbeplanting.

Scheiding tussen oud en nieuw

Naar verwachting zal bij akkerbouwbedrijven vooral sprake zijn van aanpassing, vernieuwing en uitbreiding van bestaande bedrijven. Hier zou grootschalige nieuwbouw op een (aangrenzend) erf of bouwvlak plaats kunnen vinden. In veel gevallen krijgen de nieuwe schuren immers een omvang die nauwelijks of niet in harmonie te brengen is met de bestaande oude boerderij. Verschillende bestaande situaties tonen aan dat wie aanvankelijk kiest voor uitbreiding binnen het bestaande erf, er op den duur toch uitbarst en buiten het oude erf terechtkomt. Dan is uiteindelijk niet alleen de historische situatie aangetast, maar komt het voor het nieuwe deel ook niet tot een samenhangende, aansprekende situatie.
Bij melkveebedrijven is de stichting van een nieuw bedrijfscomplex allang geen uitzondering meer. Het merendeel is echter ontwikkeld vanuit de bestaande situatie. Maar ook bij uitbreiding van bestaande boerderijen wordt de bedrijfsomvang vaak zo groot dat het complex niet meer binnen de historische erfsituatie kan worden opgelost.
In deze gevallen kan vaak alleen een bevredigend resultaat bereikt worden indien oud en nieuw duidelijk van elkaar worden gescheiden. Dan kan het historische complex zijn eigen waarde zo veel mogelijk behouden en ook de nieuwe situatie een eigen identiteit ontwikkelen.

Erfbeplanting

Oplossingen op maat bij nieuwe bedrijfsbebouwing zijn te bereiken door met de betrokken boer te zoeken naar een erfsituatie die niet alleen ontwikkelingsmogelijkheden en goede voorzieningen biedt, maar waarin ook is voorzien in een adequate erfbeplanting.
Los van de aanbevelingen voor de concrete bebouwing is erfbeplanting een essentiële factor in de beleving van boerderijcomplexen in het landschap. Het is van belang te onderzoeken hoe erfbeplanting bij moderne bedrijfscomplexen in de verschillende Groninger landschappen kan worden vormgegeven. De verscheidenheid aan erfsituaties vraagt immers ook om andere erfbeplantingen dan alleen de traditionele singelbeplanting om een carré-vormig boerenerf.

De auteur is directeur van Libau, welstands- en monumentenzorg Groningen.