De Noordse glazenmaker is een grote, circa 7 cm lange donkerbruine libel met gele strepen op het borststuk en blauwe vlekken op het achterlijf. De vliegtijd is augustus.

Libellen zijn al een heel oude soortengroep: ze hebben de dinosauriƫrs zien komen en gaan. Nu moeten ze met de mens zien samen te leven en dat valt niet altijd mee. De groep van de libellen is juist door zijn grote soortenrijkdom een goede indicator voor het succes (of het falen) van natuurbeleid en natuurbeheer. Vaak het falen: de Noordse glazenmaker is zeldzaam, omdat de soort gebonden is aan plaatsen waar drijvende veenmospakketten voorkomen. In het vochtige veenmos zet zij haar eieren af en daar groeien ook de larven op. Kennelijk zijn goede vennen in Nederland alleen nog maar te vinden in Drenthe en bij Appelscha. De larven kruipen uit het water omhoog voor de laatste vervelling (het uitsluipen), waarbij ze de laatste larvenhuid achterlaten en de aders van de vleugels zich met vloeistof vullen en uitharden. Daarna kunnen ze wegvliegen.
De volwassen dieren zoeken dan een territorium. Bij libellen is het zo dat de mannetjes een territorium verdedigen door steeds heen en weer te vliegen. In zo’n territorium paren ze, waarna de vrouwtjes het geschikte biotoop voor leggen van de eieren zoeken. Larven en volwassen dieren zijn roofdieren, die alles eten wat de geschikte grootte heeft.

De European Invertebrate Survey, Postbus 71, 2300 RA Leiden, de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie en de Vlinderstichting werken aan een landelijke inventarisatie.

Trefwoorden