Het is zondagmiddag tegen zessen. Een prachtige voorjaarsdag. Ik zit in de restauratie van het station in Leeuwarden en wacht op de trein. Ik wil uitstappen in IJlst en dan na een uurtje doorreizen naar Sneek om te dineren, dus bestel ik een saucijzenbroodje bij de koffie. Ik had ook naar Florida gekund deze week, maar heb voor IJlst gekozen.

Het is zondagmiddag tegen zessen. Een prachtige voorjaarsdag. Ik zit in de restauratie van het station in Leeuwarden en wacht op de trein. Ik wil uitstappen in IJlst en dan na een uurtje doorreizen naar Sneek om te dineren, dus bestel ik een saucijzenbroodje bij de koffie. Ik had ook naar Florida gekund deze week, maar heb voor IJlst gekozen.

In de trein, onderweg hier naar toe, vertelde een meisje aan haar vriend dat ze samen met een vriendin een keer was meegelift met een vriendelijk oud dametje. Die had hun tips gegeven waar ze op moesten letten. Tegelijk uitstappen, anders rijdt zo’n engerd, had ze gezegd, met één die er nog inzit weg en gelijk je bagage meenemen.

Langs de spoorlijn in de sloten spelen kinderen, de meisjes zijn het ondernemendst bij het improviseren van een brug.
Het meisje in de bediening jubelt: ‘Hartstikke bedankt hoor’, als ik haar een fooitje geef.

Kwart voor zeven stap ik uit op het station IJlst. Een soort bushokje. Het centrum is recht vooruit. Het is stil. Ik hoor het uurwerk van de gereformeerde kerk kraken als de wijzer naar de volgende minuut wordt gedwongen.
IJlst is uitzonderlijk; in een half uur loop ik de stad helemaal door, heen en terug. Langs een smal grachtje staan overwegend lage stadshuizen van twee, drie eeuwen oud. Aan de andere kant van de weg gescheiden van elkaar door ligusterhagen en schuin aflopend naar het grachtje liggen de voortuintjes. Alle haagjes even hoog in een strak ritme. Tussen de huizen door zie je groene weiden tot aan de horizon. Een zwartbruin paard met amazone komt uit een zijgang. De hals trots gebogen, de neuslijn verticaal. Goed verzameld, mooi aan de teugel.
Het is een fris tintelende zondagavond. Een strakke, blauwe voorjaarslucht met een scherpe, lage zon.
Als ik alleen was, zou ik hier gaan wonen; met een paard.
Aan het andere eind van de stad, staande op een ophaalbruggetje en kijkend over groene vlaktes, zie ik een boerderij met een hoog smal voorhuis. ‘Dit kan niet’, denk ik, ‘het leven is meer stad dan IJlst.’
De gereformeerde kerkklokken roepen op tot een laatste mogelijkheid voor deze zondag en ik ga het café binnen. Aan de overkant staat het skelet van de Nooitgedacht-schaatsenfabriek in ontbinding. De ramen zijn leeg en gebroken en een deel van de muren is weg. Binnen merk ik de oorzaak van de stilte in de stad. Een voetbalwedstrijd op de tv. Aan de zoldering hangen rijen Friese doorlopers; aan de muren ingelijste posters met schaatsende mensen.
Een showplankje met beitels Nooitgedacht & zonen Fabriek van schaatsen, gereedschap en speelgoed. Een schilderij dat een halve muur beslaat, Drijlst 1910. Ik ben bang dat er lelijke nieuwbouw komt.

Terug naar het stationshokje lees ik de basisstelling van de gereformeerde kerk van IJlst: ‘Niemand kan een fundament leggen zonder Jezus’. Als we het heel vrij mogen vertalen is het prachtig.
De zon verdwijnt in een kerkje in een westelijk gelegen dorp. Vanuit het hokje gezien, loopt over een dijkje het kaarsrechte spoorlijntje links en rechts naar de einder.
Wat deprimerend is het hier als de zon er niet is. Surrealistisch is het hier ook. Het contrast tussen de rechtlijnige functionaliteit voor allen en de rijke geborgenheid van het stadje achter mij.

Trefwoorden