De twintigste eeuw is een periode geweest waarin de mens steeds meer de wereld is gaan verkennen. We kunnen gaan en staan waar we maar willen. Iedere uithoek wordt bezocht. We vliegen overal naar toe. Ook over land is iedere plek te bereiken.

Honderd jaar geleden zag Drenthe er heel anders uit. De provincie kende grote heidevelden, uitgestrekte bossen en ongerepte beekjes. Het waren ideale omstandigheden voor planten en dieren, totdat de mens ingreep. De bevolking groeide explosief, wat onder meer tot gevolg had dat de landbouw zich moest aanpassen om al die monden te voeden. Die veranderingen hadden tot gevolg dat de natuur mee veranderde. Zij raakte sterk versnipperd door nieuwe woonwijken die als paddestoelen uit de grond schoten, wegen die werden aangelegd, en industrieën die er kwamen. Het gevolg was dat er steeds minder natuurgebied overbleef. Langzamerhand ontstonden zo de huidige eilandjes waar planten en dieren opgesloten zitten.
Als dieren elkaar niet meer kunnen vinden en geen nieuwe leefgebieden kunnen opzoeken, is de kans groot dat bepaalde soorten op den duur uit zo’n gebied verdwijnen. Het is belangrijk dat er vers bloed binnen een groep komt om deze gezond te houden. Bovendien, waar zouden ze naartoe kunnen als er na een overstroming of bij droogte geen uitwijkmogelijkheid is? Voor het instandhouden van de soorten is het belangrijk dat individuen en de populaties veilig van het ene gebied naar het andere kunnen gaan.
Niet voor niets hebben de meeste dieren een sterk ontwikkeld instinct, dat hen vertelt dat ze op pad moeten gaan om bijvoorbeeld voedsel te zoeken of om te paren. De ‘paddentrek’ is een voorbeeld waarbij padden massaal op pad gaan. Ze moeten dan wel de gelegenheid hebben hun eigen natuurgebied te verlaten om ergens anders een geschikte poel te zoeken. Vaak komen dieren op hun tocht tal van hindernissen tegen. Beruchte hindernissen zijn verkeerswegen en woonwijken. Ook brede kanalen kunnen een belemmering zijn, evenals maïsvelden die voor veel dieren ware woestijnen zijn. Daarom is het gewenst dat er verbindingen komen tussen de verschillende natuurgebieden: ecologische verbindingszones, waarlangs dieren zich kunnen verplaatsen.

Ecologische Hoofdstructuur

Het is de hoogste tijd dat de mens opnieuw ingrijpt. In 1990 heeft de Rijksoverheid de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ingesteld. Dat is een (inter)nationaal netwerk van met elkaar verbonden natuurgebieden. De Rijksoverheid streeft ernaar de verbindingen tussen de natuurgebieden (ecologische verbindingszones) voor 2018 te realiseren. De provincies moeten zorgen dat dit ook echt gebeurt. Drenthe heeft hierin het voortouw genomen. Niet alleen de natuurgebieden zelf moeten mooier en groter gemaakt worden, ook de verbindingszones moeten aangelegd worden als een soort langeafstand-wandelpadennet voor planten en dieren. Hoewel planten er vaak generaties lang over doen om van het ene gebied in het andere te komen, is het toch belangrijk dat er een ‘wegennet’ komt waarin de verschillende soorten zich thuis voelen en dus kunnen groeien.
Van het geld dat het Rijk hiervoor beschikbaar heeft gesteld, kunnen natuurgebieden aangekocht en ingericht worden (in Drenthe zo’n 300 ha) of kunnen overeenkomsten afgesloten worden met boeren om gebieden optimaal te beheren.

Ecologische verbindingszones

Niet iedere verbindingszone is overigens een ecologische verbindingszone. Die term is alleen voor de zones die hoofdgebieden van de EHS verbinden. Natuurlijk is het niet zo dat de overige dieren dan pech hebben; dat ze dan maar halt moeten houden bij een breed kanaal. Drenthe stelt voor deze gebieden geld beschikbaar voor de aanleg van bijvoorbeeld fauna-uitstapplaatsen of padden- en dassentunnels. De provincie legt deze ook zelf aan. De bermen langs provinciale wegen worden ecologisch beheerd en de provincie stimuleert de twaalf gemeenten hetzelfde te doen. Op deze manier ontstaat ook buiten de Ecologische Hoofdstructuur een wegennet voor planten en dieren.

Midden-Drenthe

Op dit moment wordt op verschillende plaatsen in Drenthe hard gewerkt aan de plannen om verbindingszones te realiseren. In verschillende landinrichtingsplannen wordt hiermee rekening gehouden. Het gaat om meer dan twintig zones met een totale lengte van ruim 210 kilometer. Midden-Drenthe is het eerste gebied waar men met de aanleg buiten een landinrichting gaat beginnen. Grotere natuurgebieden die met elkaar verbonden worden, zijn het Orvelterzand, Scharreveld, Terhorsterzand en Vosseberg. Ook kleine bosjes, poelen en overhoekjes horen daarbij. Om deze eilandjes met elkaar te verbinden, worden ononderbroken banen gevormd van zo’n dertig meter breed. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van groenstroken die al aanwezig zijn. Houtwallen, bermen en taluds kunnen bijvoorbeeld geschikt gemaakt worden als doorgangsroute. Inmiddels is een voorkeursroute voor heel Midden-Drenthe opgesteld, waarbij zo veel mogelijk de bestaande wegen en waterlopen gevolgd worden. Wanneer eigenaars of gebruikers van percelen die op de ‘route’ liggen, andere wensen of ideeën hebben, kan het tracé nog wijzigen. Zo zal de gemeente Midden-Drenthe zich inspannen om de nabijgelegen ecologische verbindingszone te realiseren nog vóór de tweede fase (na 2004) van het uitbreidingsplan van bedrijventerrein De Noesten te Westerbork. Op deze manier geeft de verbindingszone eveneens een landschappelijke uitstraling aan het bedrijventerrein.

Vochtig, bossig of droog en schraal

Natuurlijk is niet iedere ecologische verbindingszone geschikt voor alle planten- en diersoorten. De ene soort heeft stukjes bos nodig, zoals de das of de egel. Andere soorten willen juist open heide, poelen of houtwallen. In Midden-Drenthe gaat het om natuurterreinen die bestaan uit bossen, schrale graslanden, vennen en veentjes, vochtige en droge heide. Het is afhankelijk van de te verbinden gebieden, welk accent de verbindingszones krijgen: vochtig, bossig of droog en schraal.
De vochtige doorgangsroutes hebben een halfopen structuur: verspreid komen bomen en struiken voor en er zijn poelen/plassen of dobben, maar ook schrale gedeelten. Dit zijn de favoriete omstandigheden voor libellen, groene kikkers en dwergspitsmuizen. De heikikker en de levendbarende hagedis voelen zich hier ook prima thuis.
Een bossige verbindingszone kent bomen en struiken over de hele breedte. Dat is het leefgebied van bijvoorbeeld de boommarter, de das, de eekhoorn en de vlindersoort het bonte zandoogje. De vleermuis gebruikt een dergelijk strook bos ook. Hij vliegt er niet doorheen, maar gebruikt het ‘lint’ als oriëntatiepunt tijdens zijn nachtelijke voedselzoektocht.
In een droog en schraal type leven weer heel andere soorten. Dit is de wereld van de heivlinder en de zandhagedis. Een dergelijke verbindingszone heeft een schrale deklaag. Denk daarbij aan een stuifzandgebied met hier en daar wat bomen of struiken.

Grondgebruik

Een ecologische verbindingszone loopt langs dorpen, over akkers en weilanden. Het is dus een zaak die iedereen aangaat die grond bezit of gebruikt in de wijde omtrek van de te verbinden gebieden. Alleen als alle betrokkenen erachter staan, heeft een ecologische verbindingszone kans van slagen. Men kan op vrijwillige basis worden betrokken bij de ontwikkeling, het beheer of de inrichting van de verbindingszones. De provincie en de Dienst Landelijk Gebied (DLG) voeren daarvoor overleg met verschillende betrokken instanties. De gemeente Midden-Drenthe, de NLTO, Staatsbosbeheer, het Waterschap Reest en Wieden, Stichting Het Drentse Landschap en Landschapsbeheer Drenthe onderzoeken daarom hoe ze kunnen en willen deelnemen.

Particulier beheer

Ook particulieren kunnen helpen ecologische verbindingszones mogelijk te maken. Door agrarisch natuurbeheer kan een gedeelte van een verbindingszone totstandkomen. Dat kan door het herstellen van poelen, het onderhouden van houtwallen en hakhoutbosjes, overhoekjes en door perceelrandenbeheer.
Vanaf 2000 kunnen particulieren percelen land als natuur ontwikkelen en beheren. Hiervoor kunnen ze een overeenkomst aangaan met de Dienst Landelijk Gebied. Afhankelijk van het type natuur en het resultaat is hiervoor een vergoeding beschikbaar. Omdat grond met een natuurbestemming minder waard is dan landbouwgrond, wordt deze waardevermindering ook vergoed. Alle regelingen en overeenkomsten worden op maat gemaakt en door de DLG in overleg met de deelnemer opgesteld.
Particulieren kunnen ook (delen van) percelen verkopen aan natuurbeherende instanties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer of Stichting het Drentse Landschap.

Tellen in de groene linten

Het is onmogelijk om alle (dier)soorten in de gaten te houden die in de natuurgebieden en de verbindingszones leven. Het duurt geruime tijd voordat duidelijk is of verbindingszones het verwachte effect hebben; of dieren ze daadwerkelijk gebruiken om van natuurgebied naar natuurgebied te trekken. Daarom wordt een aantal representatieve soorten uitgekozen die regelmatig geteld worden, zowel in de natuurgebieden als in de verbindingen daartussen. We moeten dus nog even geduld moeten hebben voordat we weten of de verwachting en de wens daadwerkelijk uit komen.