Het jaar is 2012. Door een brede, met linden, rode beuken, platanen en gewone beuken bezoomde boslaan rijdt de 38-jarige man op zijn gemotoriseerde fiets naar het station om de Netelenbos-express van 08.20 uur te halen. Hij is om 07.30 uur opgestaan en na het ontbijt nog met de hond uitgeweest. Deze ochtend heeft hij ervoor gekozen om even over te steken van de Westelijke naar de Oostelijke Buitenplaats. Zelf woont hij in het westelijk deel, dat is opgezet volgens de klassieke formule van de Franse tuinkunst. Stijlkenmerken als de centrale as, herhaling en hiërarchie zijn op een eigentijdse manier toegepast. Daardoor ademen landschap, gebouwen en lanen de sfeer die kenmerkend is voor lommerrijk Skoatterwâld. Dat is het gebied tussen Oranjewoud en het ‘Siemens’-station nabij het veertigduizend zitplaatsen tellende stadion van SC Heerenveen, dat dankzij het nimmer aflatende enthousiasme van de Friezen al enkele jaren achtereen Europese triomfen viert. Als oorspronkelijk randstedeling prijst hij zich gelukkig. Voor een alleszins redelijke prijs heeft hij samen met echtgenote en twee opgroeiende kinderen enkele jaren geleden een van de drie woningen betrokken in een ‘kasteel’, dat geheel in de stijl van de oude lusthoven van de Oranjes met andere kastelen gegroepeerd staat rond een deel van het nieuwe landgoed. Vanuit de woonkamer heeft hij een riant uitzicht op het parkachtige middengedeelte, een ‘verborgen’ vijver en een fruittuin.

De Oostelijke Buitenplaats is van later datum en oogt wat minder strak. Hier draait het wonen om de romantiek, rond water, paden, bomengroepen en afwisselende oevers. Wat hem elke keer weer opvalt als hij hier wandelt, is hoe de natuur als het ware wordt geïdealiseerd. Met enige afgunst kan hij kijken naar de woningen die deels onder de grond in heuvels zijn opgenomen. Weliswaar zijn hier geen vergezichten, maar ook is er geen doorgaand fietsverkeer en zijn de weggetjes naar de heuvelwoningen en de wandelpaden onverhard. In de magneetzweeftrein, genoemd naar de minister die in het jaar 2000 het licht op groen zette voor de aanleg van het Zuiderzeespoor van Groningen naar Amsterdam, neemt hij digitaal de agenda door van die dag en vraagt zijn secretaresse voor later die week kaartjes te reserveren voor een Vivaldi-concert van de inmiddels 46-jarige Cecilia Bartoli; en om na het concert met vrouw en vrienden oesters te eten bij het visrestaurant in de Van Baerlestraat. Ze zullen dan nog voor middernacht terug zijn in hun kasteelwoning in de Albertine Agneslaan.

Filisterij

Hij behoort tot het groeiende leger ‘florenzen’ (bemiddelde forenzen), dat dankzij de korte reisduur tussen het Noorden en de Randstad in staat is perifeer te gaan wonen. In de supersnelle trein van Groningen naar Amsterdam bedenkt hij zich nog maar eens dat hij de ruimte en het woongenot van Friesland prefereert boven het verstikkende leefklimaat van het Westen, waar de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht de afgelopen jaren aan elkaar vast zijn gegroeid. Cynische opmerkingen van collega’s over de culturele woestenij en filisterij in zijn nieuwe verbanningsoord brengen een flauwe glimlach om zijn lippen. Bijna ootmoedig, zo voelt hij zich. Voldaan en energiek stapt hij om negen uur zijn kantoor binnen in een monumentaal grachtenpand in het centrum van Amsterdam. Daar is hij effectenmakelaar bij een internationaal opererende financiële instelling. Drie dagen per week doet hij dit werk, voldoende om de andere vier dagen samen met zijn gezin een onbekommerd bestaan te lijden op het Friese platteland.

Eurodeal

Om 18.15 uur stapt hij de hoofdpoort van het kasteel in Skoatterwâld weer binnen. Het was een succesvolle dag. De eurodeal die hij het afgelopen weekeinde thuis, in alle rust, voor Aziatische geldschieters had voorbereid, leverde zowel in Amsterdam als in Singapore alleen maar tevreden gezichten op. Tijd voor een wandeling met vrouw en hond door de baroktuinen en sterrenbossen die de Oranjes ooit in Oranjewoud lieten aanleggen.

Wassenaar van het Noorden

Zoals gewoonlijk surft hij na het avondeten een uurtje via de kabel op de digitale wand in zijn studeerkamer. Hij is nieuwsgierig naar het ontstaan van Skoatterwâld en naar de herkomst van de bijnaam van Oranjewoud als het ‘Wassenaar van het Noorden’. In kranten die al lang geleden digitaal zijn gegaan, leest hij over een plan van een reeds gepensioneerde Groningse econoom, Jan Oosterhaven, die medio jaren negentig van de vorige eeuw 85.000 banen wilde overhevelen van de dichtslibbende Randstad naar het Noorden. Friesland, Groningen en Drenthe zouden er een kwart miljoen inwoners bij krijgen. De besparing voor de nationale economie zou, uitgesmeerd over drie decennia, zo’n twintig miljard euro bedragen. Geen gek idee, maar hoongelach aangevoerd door een oud-minister Margreet ‘mag het in dit land nog ergens rustig zijn!’ de Boer (wat zou er van haar toch geworden zijn?) was hem ten deel gevallen. Dan maar met de berg naar Mohammed, moet Oosterhaven’s Rotterdamse collega Eduard Bomhoff gedacht hebben. Die wierp veertien jaar geleden al de vraag op: ‘Waarom niet een HSL aangelegd van Amsterdam naar Groningen die stopt in Oranjewoud? Met een reistijd van minder dan 30 minuten kan de private sector daar een tweede Wassenaar bouwen. De toekomstige bewoners krijgen hun huis tonnen goedkoper dan in de overvolle Randstad en kunnen voor een deel van het uitgespaarde geld een HSL-jaarkaart aanschaffen.’ Aldus Bomhoff. Een profeet in eigen land, denkt de florens. Niet de banen overhevelen, maar de mensen. Een briljant idee. Immers, de drie noordelijke provincies scoorden toen, eind jaren negentig van de vorige eeuw, bijzonder laag voor wat betreft het aantal huishoudens in de bovenste regionen van de inkomensverdeling. Het waren precies de hoger opgeleiden met een goed inkomen die nodig waren om de economische achterstand van het Noorden, zoals die ooit nog eens was gedefinieerd door de commissie-Langman, weg te werken. En natuurlijk om kader te werven voor nieuwe en groeiende bedrijven in het Noorden zelf, zoals op het nabijgelegen Megapark dat inmiddels van Heerenveen en Drachten langs de A7 een soort Siamese tweeling heeft gemaakt.

Magneetzweeftrein

‘Laat daarom de Friese koeien maar een heel klein beetje inschikken om ruimte te maken voor een tweede Wassenaar’, schreef Bomhoff toen. Zijn idee van private financiering van de Zuiderzeelijn, zo leest de florens verder, werd al snel opgepikt door een vooraanstaand consortium van multinationals: Siemens, ABN Amro, de Hollandse Beton Groep en Ballast Nedam. Dezelfde groep die in de tweede helft van het vorige decennium het ‘Rondje Randstad’ via de zweefbaan had aangelegd. Verder surfend stuit hij op het rapport Sporen van Vooruitgang uit 1999 van het ‘Nyfer’, Forum for Economic Research. Opnieuw komt hij de naam van Bomhoff tegen, die directeur was van Nyfer. Deze voorspelde toen al dat randstedelingen graag naar het ruime en rustige Noorden komen als de magneetzweeftrein wordt aangelegd. Omdat de financiering – de lijn moest zo’n vijf miljard euro kosten – politiek nogal wat voeten in aarde had, suggereerde de econoom een soort ‘baatbelasting’ uit de hogere opbrengst van nieuwbouwkavels voor woningen en kantorencomplexen nabij de private stations. Goh, denkt de florens, dat hij zelf nog aan de financiering van de Netelenbos-expres heeft meegewerkt. Het wordt hem pas nu duidelijk.

Woonomgeving met allure

En Skoatterwâld? Daarover leest hij in een oud artikel de weergave van een gesprek met de geestelijk vader van het project, de toen nogal bekende Rotterdamse architect en stedenbouwkundige van Indiase afkomst, Ashok Bhalotra. Deze vertelde in bijna lyrische termen over een landschap dat al vanaf 1600 door turfgravers is gecultiveerd. Over zijn weigering de natuurlijke en landschappelijke waarden te verloochenen die de mens zelf heeft aangelegd. Hij had er slechts de functie wonen aan toegevoegd. ‘Skoatterwâld’, zo had Bhalotra verteld, ‘moet je zien als een verhaal, een fantasie, waarin iedere bewoner voor zich de hoofdrol speelt. Een fantasie die werkelijkheid wordt in het dagelijks leven in dit met natuur doorregen woongebied. Een Wassenaar inderdaad, maar dan voor iedereen toegankelijk.’ Skoatterwâld, zo had Bhalotra voorspeld, zou een nationaal begrip worden. Een ingetogen woonomgeving met architectonische allure, die ondergeschikt wordt gemaakt aan het landschap. Zoals Frank Lloyd Wright het in de Verenigde Staten al had bedacht. Een woonwijk met keramische dakpannen op ‘zwevende daken’, die als het ware meedeinen met de lanen en de bosstroken. ‘Zo specifiek’, had Bhalotra gezegd, ‘dat het nergens mee te vergelijken is. Ik ben er trots op dat de politiek hier de waarden van landschap en sociaal-culturele duurzaamheid centraal heeft gesteld en dat Skoatterwâld buiten schot is gebleven van basale, kwantitatieve en normatieve ontwikkelingen waaraan elders lippendienst wordt bewezen.’ Bhalotra’s filosofie was geweest, zo bleek verder uit het artikel, dat een architect niet huizen moet bouwen, maar huizen moet boetseren en nestjes bouwen. Huizen waarop de bewoner invloed heeft, waarbij hij zich betrokken voelt. In Skoatterwâld zou afstand worden genomen van het anonieme, van het gemiddelde en zou worden teruggekeerd naar het specifieke. Want alleen zo zou er een einde komen aan sociaal onveilige buurten, waarvan men kennelijk in het fin de siècle nogal veel last had.

De toekomst gezien

De florens kijkt naar buiten. Hij ziet dat het goed is. In de grote open ruimte van het parkachtige middengedeelte van de buitenplaats voetballen zijn beide zoontjes met andere kinderen. Het valt hem nu pas op dat bijna alle kinderen het pompeblêddenshirt van SC Heerenveen dragen. Beetje ouderwets, maar wel authentiek. De bal is in de ‘verborgen’ vijver gerold. Fantasie, hoofdrol, allure? ‘Ik heb de toekomst gezien en die werkt’, denkt hij. En hij rent naar buiten om de kinderen te helpen de bal uit het water te halen.

De auteur is correspondent van de Volkskrant voor Noord-Nederland.

Trefwoorden