Terug van weggeweest, want we waren de steenmarter bijna kwijt geweest. In Noord-Nederland was de soort in de jaren zestig praktisch verdwenen, en ook elders in Nederland bleef de stand achteruit gaan, ook na het sluiten van de jacht op steen- en boommarter in 1942.

De jacht is altijd intensief geweest, omdat steenmarters een slechte naam hadden en de vacht veel waard was. Maar de steenmarter is terug, na een verrassende opmars vanuit Midden-Europa. Vanaf 1979 kwamen berichten binnen uit Oost-Groningen. In oktober 1989 werden de eersten uit Friesland (Beetsterzwaag) gemeld. Het Prinses Margrietkanaal lijkt de opmars tegen te houden, maar door het noorden van Friesland is hij al tot Harlingen doorgestoken. Het voormalige Instituut voor Bos- Natuuronderzoek heeft het begin van de opkomst goed gedocumenteerd aan de hand van waarnemingen en, vooral, doodgevonden dieren (zie kaartje). Inmiddels is de steenmarter in Westerwolde en oostelijk Drenthe een algemene soort; over het voorkomen ten westen daarvan zouden we nog graag meer willen weten.

Het is gissen waarom het herstel zo lang op zich heeft laten wachten. Er lijkt een nieuw type steenmarter te zijn ontstaan, met een andere cultuur, meer aangepast aan ons drukke landje. Net zoals de fuut in stadswateren is gaan broeden, zo lijken steenmarters zich heel goed aan te passen aan ons cultuurlandschap, met een voorkeur voor kleinschalige afwisseling van bos en open landschap. Ze zijn niet eenkennig, noch in hun dagrustplaatsen, noch in hun voedsel. Zij zijn vooral ’s nachts actief, maar ’s zomers ook in de schemering. Een ontmoeting met een steenmarter is in het oosten geen zeldzaamheid meer. Als u een steenmarter ziet wegschieten, raad ik u aan om even te blijven wachten. Vaak komen ze dan nog kijken; ze zijn namelijk heel nieuwsgierig. In hun gedrag en ook uiterlijk lijken ze op een grote hermelijn, maar klimmen kunnen ze veel beter. Qua grootte lijken ze op een kat met korte pootjes. De jongen zijn levendige, speelse dieren. Het grootste deel van het jaar zwerft een steenmarter door zijn territorium, vaak wisselend van dagrustplaats. In het najaar eet hij graag bessen, in andere tijden van het jaar muizen, jonge konijnen en vogels. Alleen een vrouwtje met jongen blijft langer op één plaats. Dat kan van alles zijn: een stapel hout, een verlaten schuur, maar ook woonhuizen en scholen. Bekend is de gymnastiekzaal in Ter Apel, waar de aanwonenden de jonge steenmarters zagen spelen op het grasveldje. Zoiets is natuurlijk enig, maar zo’n medebewoner kan ook onrust of overlast veroorzaken. De moeder neemt voor haar jongen eten mee, en zo komen allerlei prooiresten op een vliering of zolder. Samen met de mest van de jongen kan dat behoorlijk gaan stinken. En de jongen spelen, stommelen en piepen, vooral ’s nachts. De meeste overlast treedt op als de jongen al zo groot zijn dat ze korte tijd later door de moeder worden verplaatst. Dan is het probleem voorbij, maar het is wel wijs om ruim voor het volgende voorjaar de toegangsweg af te sluiten.

Goede voorlichting over de leefwijze van de steenmarter, de hinder die kan ontstaan en wat daaraan te doen, ontbreekt. Het is droevig dat het ministerie dat toch Natuurbeheer in haar naam heeft staan, het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, dat zo slecht heeft geregeld. In 1990 heeft het een voorlichtingsfolder uitgegeven, maar nu heeft het zich teruggetrokken en verwijst het naar de provincies. Die zijn bezig een aanspreekpunt te organiseren. Overigens is het dier vaak al te verjagen door herrie te maken in huis.

Meldingen van doodgevonden steenmarters uit Friesland en Noord-Groningen zijn welkom bij: VZZ, Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem.

Bij overlast kunt u zich wenden tot uw gemeente. De dierenambulance Emmen (Ben Vols) geeft actief voorlichting: tel. 0591-627779. Het bedrijf van Jan Doevendans is gespecialiseerd in juist dit soort overlastbestrijding: Verl.Grachtststraat 14, Groningen.

Trefwoorden