Wanneer je je verdiept in het onderwerp culturele identiteit, dan moet je eigenlijk constateren dat er de laatste jaren al ontzettend veel over is gesproken en nagedacht, maar er is nog weinig vanuit dit thema vertaald in beleid. In de opmaat naar de Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening en in de beleidsnotitie Belvedere begint het begrip, ik zou bijna zeggen `eindelijk', wat meer handen en voeten te krijgen.

Wanneer je je verdiept in het onderwerp culturele identiteit, dan moet je eigenlijk constateren dat er de laatste jaren al ontzettend veel over is gesproken en nagedacht, maar er is nog weinig vanuit dit thema vertaald in beleid. In de opmaat naar de Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening en in de beleidsnotitie Belvedere begint het begrip, ik zou bijna zeggen `eindelijk’, wat meer handen en voeten te krijgen. Maar is culturele identiteit daarmee sturend voor de ruimtelijke ordening of voor andere beleidsbeslissingen, net zoals bijvoorbeeld het al zeer bekende begrip `duurzaamheid’ dat is? Waarschijnlijk niet.
Ik wil hierop graag een toelichting geven vanuit provinciaal perspectief. Daaraan voorafgaand wil ik een poging doen het begrip identiteit wat nader te concretiseren. Immers, een vaag en slecht gedefinieerd begrip is voor meerdere uitleg vatbaar en daardoor haast bij voorbaat een containerbegrip, om aan de titel van dit congres te refereren. Wanneer we ermee volstaan over elk project een sausje van culturele identiteit te gieten, dreigt het begrip te verworden tot een hype. We moeten het dus handen en voeten geven. We moeten weten waar we het over hebben.

Mijn huis heeft een bepaalde identiteit, een karakter, een sfeer misschien. Die wordt bepaald door de architectuur van mijn huis, door de meubels, door de manier waarop de meubels daar neergezet zijn, door de kleuren van muren, gordijnen en andere stoffering en door de inrichting van de tuin. Maar belangrijker voor de identiteit is de manier waarop er geleefd wordt, hoe de slijtplekken in de vloerbedekking komen. Identiteit wordt bepaald door de samenhang van het levende en het levenloze. Die samenhang groeit langzaam en ondergaat wijzigingen. De identiteit van mijn huis verdwijnt niet als ik het huis verlaat. En die verandert ook niet als ik toevallig een keer ’s morgens met het verkeerde been uit bed stap.
Ik gebruik dit slechts als beeld. Want de identiteit van een gebied is vele malen complexer dan de identiteit van mijn stekje. In de eerste plaats door de complexiteit van de ruimte, maar ook door de lange wordingsgeschiedenis van de fysieke omgeving en de menselijke cultuur.

Het gebruik van het begrip culturele identiteit in het ruimtelijk beleid wordt meestal toegespitst op ruimtelijke kwaliteit en geografische verscheidenheid. Maar dat is een versmalling van het begrip, omdat de sociaal-economische en culturele aspecten van een gebied ook belicht moeten worden. Een te enge benadering gaat ten koste van de leefbaarheid die vooral wordt gevoed door de genoemde sociaal-economische en culturele aspecten. Het gaat niet alleen om de infrastructuur en om hydro-ecologische randvoorwaarden, maar het gaat ook om de wordingsgeschiedenis van een gebied, om de manier waarop de mensen er gewoond, geleefd en gewerkt hebben.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Drenthe is vastgelegd in een Provinciaal Omgevingsplan, het POP. Hierin zijn keuzes gemaakt die bepalend zijn voor de ontwikkelingen van de toekomst in Drenthe, zowel voor het stedelijke als voor het rurale gebied. Die keuzes berusten op een aantal pijlers: de aanwezige waarden in Drenthe en hoe daarmee om te gaan, hoe ze te beschermen; de visie op de ontwikkeling van onze provincie; en natuurlijk de beleidsopdracht die voortvloeit uit het rijksbeleid en de continuering van ons eigen beleid.
De gebiedsgerichte uitwerking van ons beleid is al in gang gezet voordat het POP was vastgesteld. De doelstelling is integraal en in samenhang te werken aan de uitvoering van dat beleid. Daarvoor zijn thema’s meegegeven aan de diverse gebieden. Thema’s die natuurlijk voortkomen uit de problematiek van een gebied, maar ook uit het karakter van een gebied. En dat vindt u terug in gekozen strategieën. Zo is er de strategie voor behoud en herstel van het Drentsche Aa-gebied en de strategie voor vernieuwing van het Hunzegebied.

De provincie heeft de laatste jaren hard gewerkt aan een aantal beleidsnota’s, die weliswaar min of meer sectoraal zijn opgesteld, maar juist dienen als onderbouwing van het gebiedsgerichte beleid. Ik noem drie nota’s die een drieluik vormen en die heel bijzonder zijn omdat ze geen beleidsdoelstellingen bevatten: de Nota Landschap, de Nota Gebouwde Cultuur en de Nota Cultuur-Historische Hoofdstructuur. Waarom -en dat is heel opmerkelijk voor een overheid- geen beleidsdoelstellingen? Ze zijn geschreven om stimulerend te werken voor alle mensen die verantwoordelijk zijn voor het buitengebied. De kern van dit drieluik is: laat culturele identiteit een inspiratiebron zijn. Dat betekent overigens niet dat alles op slot gezet en geconserveerd moet worden. Het betekent wel dat verandering en ontwikkeling in het teken moeten staan van het karakter van een gebied.
Gebiedsgerichte benadering moet uitmonden in programma’s met samenhangende projecten. Deze programma’s worden in samenspraak met de streek gemaakt. De provincie Drenthe kiest er daarom voor gebiedscommissies de doelen voor een gebied nader uit te laten werken. Zij komen met voorstellen voor projecten. In het Hunzegebied zijn op dit moment vier gebiedscommissies aan het werk. En ook in het gebied van de Drentsche Aa, waar nu nog een commissie werkt aan het advies voor de instelling van een nationaal beek- en esdorpenlandschap, krijgen lokale werkgroepen een prominente rol. Juist een streekgerichte benadering zorgt ervoor dat de identiteit die, al of niet bewust, in de hoofden van de bewoners zit, de overlevering en de beleving van het gebied invloed hebben op de inhoud van een project. En dit geeft een garantie dat projecten bij elkaar passen, maar vooral ook passen bij het gebied.
Ik constateer dat de overheid voortdurend behoefte heeft aan instrumenten die bijdragen aan een goede beleidsontwikkeling en goede beleidsuitvoering. En je moet je de vraag stellen: kan culturele identiteit zo’n instrument zijn? Met andere woorden, hebben we een benoemde identiteit nodig om goede keuzes te maken en om daarmee de ruimtelijke kwaliteit veilig te stellen? Die vraag is aan ons allen om te beantwoorden. Zelf heb ik op dit moment de neiging om ja te zeggen. Immers, het zou ons een mogelijkheid geven om een ontwikkeling, een verandering of een vernieuwing te toetsen aan die identiteit. Daardoor kan je zoeken naar maatwerk voor ieder gebied. Het kan een rode draad zijn, waarlangs kwalitatief goede ontwikkelingen plaatsvinden.
De tot nu toe gehanteerde beschrijving van identiteit in ons provinciaal beleid komt niet van mensen in het gebied, maar van een beperkt aantal deskundigen, hoe betrokken en enthousiast ook. Maar willen we de culturele identiteit een centralere rol laten spelen, dan kan dat nooit zonder de inbreng van de mensen in het gebied; zij hebben er weet van. Een beschreven, een beleefde en een cultuurhistorisch verankerde identiteit zal ook de gebiedscommissies van pas komen bij de uitvoering van hun taken. Dat betekent dat we een kleine inhaalslag moeten maken voor de gebieden Drentsche Aa en Hunze, om deze gebieden onderwerp te laten zijn van een breed gedragen en bewust geworden identiteit. Zo’n proces zou een experiment kunnen zijn en bij succes uitgedragen kunnen worden. Het zou namelijk de concrete uitvoering van Belvedere kunnen illustreren.

De provincie heeft daarin een regisserende rol en zal deze taak ook uitvoeren. Maar we kunnen dit niet doen zonder de steun en de medewerking van het rijk. En daarom wil ik gebruik maken van deze gelegenheid minister Pronk uit te nodigen – misschien moet ik wel zeggen: hem ertoe uit te dagen – voor dit gebied een pilot te starten om de identiteit eens te laten beschrijven. Maar dan wel zo dat de ontwikkelingen als stukjes passen in de puzzel van de ruimtelijke kwaliteit.

We staan aan de vooravond van een nieuwe nota Ruimtelijke Ordening. Ter voorbereiding daarop wordt er in allerlei kringen veel gesproken over ruimtelijke kwaliteit, over verstedelijking, over de ontwikkelingen in de landbouw, over stadslandschappen, over nieuwe natuur. Allemaal bouwstenen waarvan de culturele identiteit een belangrijk onderdeel moet worden. En ik hoop dat de discussie op en na dit congres een bijdrage levert aan de kwaliteit van de Vijfde Nota en daarmee aan de kwaliteit van onze omgeving en onze toekomst.

Trefwoorden