Wij kennen in Nederland drie soorten slangen: de adder, de gladde slang en de ringslang. Van deze drie is de gladde slang wel het minst bekend. Dat heeft te maken met zijn zeldzaamheid, maar ook met de verborgen levenswijze.

Het gedrag van de gladde slang is een voortdurende aanpassing aan het Nederlandse, vrij koude en wisselvallige weer. Net als andere reptielen is de gladde slang koudbloedig, dat wil zeggen dat hij niet zijn lichaamstemperatuur op peil kan houden door energie te verbranden. Hij houdt zijn lichaamstemperatuur echter wel vrij constant door steeds de goede plekken op te zoeken. Als het kouder wordt kruipt hij dieper de vegetatie in, of in strooisel, vermolmde boomstronken, verdroogde bulten veen en dergelijke. Twee keer per dag komt hij tevoorschijn om te zonnen. Soms klimt hij daarbij iets omhoog in de vegetatie, als het te zonnig wordt kruipt hij juist weer weg. In september zoekt hij een vorstvrije plaats om te overwinteren. Daarvoor kruipt hij onder de grond. Pas in april zoekt hij zijn…

Trefwoorden