De directie Noord van het Ministerie van LNV en de Stichting Eo Wijers hebben het onderzoeksinstituut Alterra gevraagd om een plananalyse van de inzendingen voor de vijfde Eo Wijers prijsvraag 'Wie is er bang voor het lege programma'. Aan de basis voor de Eo Wijers prijsvraag ligt de wens om een impuls te geven aan het ontwerpen op regionaal schaalniveau. Het Ministerie van LNV wil daaruit inspiratie opdoen voor de selectie van beleidsopties voor het Noorden. Jos Jonkhof, werkzaam bij Alterra en uitvoerder van de plananalyse, doet in verslag van zijn bevindingen, toegespitst op de ideeën die betrekking hebben op het wonen en het landschap.

De inzendingen van de 5e Eo Wijers prijsvraag hebben niet specifiek betrekking gehad op het thema Dorpslandschappen. Dat was niet de directe opzet van de prijsvraag. Toch blijkt uit het onderzoek dat de inzenders ge-fascineerd zijn geraakt, door het landschap op zich zelf alleen al, maar zeker ook door de combinatie van ruimte en intimiteit die het landschap van stad, dorp en land in al zijn subtiele complexiteit in het Noorden van Nederland nu eenmaal biedt. Hans Broess zegt het in de inleiding bij het onderzoeksrapport: ‘De deelnemers zijn … het noordelijk plangebied ingelokt en hebben er hun verstand verloren!’ Vandaar toch een boeiende reeks observaties, ideeën en standpunten bij de inzenders over het onderwerp van dit artikel, het levende landschap in het Noorden.

Visies op verstedelijking

De prijsvraag vroeg om een visie op ontwerpen op regionaal schaalniveau. De inzenders maken daarvan dankbaar gebruik, het is doorgaans ook meteen het hoogste schaalniveau. Vervolgens is de inzenders gevraagd in te zoomen op een uit drie aangegeven deelgebieden. De wijze waarop de opgave voor de drie deelgebieden is opgepakt verschilt onderling vrij sterk.
In veel inzendingen is voor het deelgebied Groningen-Hoogezand gekozen. In de ontwerpen gaat het vaak om lijnvormige stedelijke ontwikkelingen met aan de noord- en zuidzijde natuur- en recreatiegebieden. Deze ontwerpen tonen vooral de intentie om te streven naar meer afwisselende woongebieden, met aantrekkelijke combinaties van ‘rood’ en ‘groen’. Ook wordt gepleit voor het vergroten van de verscheidenheid aan typen woningen in en nabij het stedelijke gebied. In de meeste ontwerpen voor dit deelgebied wordt aangesloten bij de bestaande occupatievormen. Soms wordt een geheel nieuwe ruimtelijke vorm geïntroduceerd.
Het historisch cultuurlandschap van terpen en wierden in deelgebied Noordelijk Oostergo bleek erg in trek bij de inzenders. Soms erg drastisch, soms heel zorgvuldig, werden hiervoor ontwerpen gemaakt. In Leech L‰n is veel aandacht besteed aan de occupatievormen van de dorpen, van Hoogebeintum -de hoogste terp in Nederland – tot en met de historische vissersdorpen (dijkdorpen) Paesens en Moddergat. In Wadland en SunVille worden voor de Marnewaard in het Lauwersmeergebied grote, nieuwe recreatiedorpen voorgesteld. Er is opvallend veel aandacht besteed aan routes langs de dorpen.

Las Vegas del Norte

Er is relatief weinig aandacht besteed aan het derde deelgebied Hoogeveen-Oude Diep. Waar wel voor dit gebied is gekozen, blijven de oplossingen te veel beperkt tot uitbreiding van Hoogeveen en het versterken van de cultuurlandschappen (het esdorpenlandschap en het heideontginnings- en hoogveenontginningslandschap). Daarnaast komen er fantasie-oplossingen voor, zoals Las Vegas del Norte in Leven als een rups. Van de drie deelgebieden heeft Hoogeveen-Oude Diep de minst aansprekende oplossingen opgeleverd.

Veenkoloniën

In een aantal inzendingen is voor een ander deelgebied gekozen. In Triton bijvoorbeeld is het gebied Drachten-Heerenveen uitgewerkt. Verschillende ontwerpen hebben betrekking op de Drents-Groningse Veenkoloniën. Daarin zijn de Hondsrug en het Hunzedal al dan niet betrokken. In Gecco met Watermerk is een stedelijke ontwikkeling tussen Groningen en Emmen geschetst. En in For people is een ontwerp met new towns in combinatie met natuurontwikkeling in het Hunzedal gepresenteerd.
Hoewel een aantal inzendingen ingaat op de Veenkoloniën, wordt de problematiek er van niet altijd even duidelijk in beeld gebracht. Opvallend is dat al snel naar ingrijpende middelen (nieuwe functies en ingrepen) wordt gegrepen om het landschap om te vormen. Niettemin ligt het voor de hand om voor dit gebied te denken aan een minder eenzijdig landbouwkundige ontwikkeling en nieuwe impulsen voor het landschap met kwaliteiten voor het wonen, in combinatie met natuurontwikkeling, bebossing, recreatie en drinkwaterwinning. Aan de opgave voor de Drents-Groningse Veenkoloniën zit echter zoveel vast, dat het ontwerpen van nieuwe ontwikkelingen voor dit gebied een prijsvraag op zich waard is.

Groen om de hoek

Opvallend is de aandacht die in veel inzendingen werd gegeven aan het locale schaalniveau of uitwerkingsniveau. Zo stellen veel inzenders voor om het transformatieproces in de kleine dorpen te stimuleren met kleine, kwaliteitsgerichte impulsen. Deze impulsen omvatten de verbetering van de woon- en leefomgeving met kleinschalige ingrepen, de versterking van aan routes gekoppelde vormen van cultuurtoerisme, en voorstellen voor gerichte functieveranderingen van monumentale boerderijen, wanneer die geen functie meer voor de landbouw hebben.
Mogelijk heeft deze belangstelling voor ‘het kleine’ in de schaduw van ‘het grote’ te maken met de complexiteit van de opgave. Overigens is dit een trend die in het ruimtelijk onderzoek vaker opvalt: aandacht voor natuur om de hoek, groene ruimte om de hoek, groene dooradering en water in de stad. Er is momenteel groeiende ruimte voor onderzoek op juist dit schaalniveau. Dit alles mogelijk als reactie op de hausse onder professionals aan abstracte ruimtelijke structuurvisies op hoger schaalniveau, vaak ver weg van de belevingswereld van bestuurders, beslissers en bewoners.

Oude en nieuwe nederzettingen

Kijken we nauwkeuriger naar wat de inzenders feitelijk voor ogen staat als zij het over verstedelijking hebben, dan blijkt een aantal trends herkenbaar. Ruim opgezette woongebieden met veel groen en water worden veel genoemd, het zogenaamde ‘groen wonen’. Een aantal inzendingen kan worden beschouwd als een aanzet voor de ontwikkeling van grotere meer diffuse agglomeraties met structurerende groengebieden.
New towns, zoals in For people, ter grootte van circa 50.000 inwoners worden als nieuwe ruimtelijke elementen in het veenkoloniale landschap gesitueerd. Deze ruimtelijke oplossing is overigens niet getoetst aan de huidige omvang van de stedelijke gebieden in het Noorden en de te verwachten bevolkingstoename. Mogelijk een schaalfout, maar zo’n inzending draagt bij aan beeldvorming van ingrepen die totale landschapsvernieuwing genereren. Voor de ontwikkeling van de dorpen wordt in de meeste inzendingen aangesloten bij de basisvormen van de dorpen. Aan de cirkelvormig opgebouwde dorpen in het terpen- en wierdenlandschap is veel aandacht besteed. In Tabula Rasa wordt de cirkelvorm geaccentueerd door de aanleg van bossen rondom de dorpen. Het levert dorpen met een beschut woonklimaat op, maar of dit een wenselijke oplossing is voor het open terpenlandschap mag sterk worden betwijfeld. Daarnaast zijn er veel voorbeelden van het ontwikkelen van lijnvormig opgebouwde dorpen. Het gaat daarbij om de lijnvormige dorpen in de slagenlandschappen van de lagere zandgronden en de veenkoloniale ontginningen. De inzenders willen de esdorpen en het aangrenzende landschap wel sparen, maar er wordt ook stelling genomen tegen de opvatting dat de zogenoemde ‘witte schimmel’ aan de buitenkant van de esdorpen steeds als een probleem moet worden gezien (No more Bolero’s en Klaar Kimming).

Wonen en landschap

Er is veel gewerkt met de karakteristieken van het landschap, met de geest of het karakter van de plek: de schoonheid van het landschap is blijkbaar weer ‘bespreekbaar’! In enkele inzendingen gaat men daarin vrij ver: ‘Elke plek heeft een specifieke ervaring, een beleving van ergens zijn’ (Noordpeil). Maar komt de geest wel uit de fles?

Mooi wonen is in …

In veel inzendingen staat de kwaliteit van het wonen in stad en dorp voorop. Men zoekt naar aantrekkelijke oplossingen voor woongebieden in relatie met de omgeving, het landschap. Bij de ontwerpen gaat het dan ook vooral om de emotionele intentie om de kwaliteit van de woongebieden te vergroten en niet zozeer om de realiseerbaarheid en de uitvoeringsgerichtheid in detail uit te werken.

Natuur is in …

In veel ontwerpen wordt het wonen gekoppeld aan een watersportgebied of een omvangrijk natuurgebied. Ook bij de grote recreatiedorpen in het Lauwersmeergebied komt de relatie met de natuur duidelijk naar voren, vaak in combinatie met beelden van leefstijlen die ver weg staan van dagelijkse van 9 tot 5 routines, maar eerder verbonden zijn met vrije beschikking over ruimte en tijd.
… En toch zijn buitenplaatsen en landgoederen uit!
De combinatie van wonen en landschap in de context van een herstructureringsopgave leent zich goed voor het ontwikkelen van nieuwe buitenplaatsen en nieuwe landgoederen. Het is daarom des te opvallender, dat deze onderwerpen nagenoeg geen rol spelen in de inzendingen, terwijl er nu juist behoefte is aan een vertaalslag tussen concept en uitvoering! Slaan de inzenders voor het gemak de bestaande beleidsconcepten maar over? Of is het bestaand conceptueel instrumentarium al verouderd?

Wonen bij grote natuurgebieden

De combinatie van het ontwikkelen van nieuwe woongebieden of recreatiedorpen en nieuwe, grote natuurgebieden spreekt ontwerpers steeds meer aan. Grootschalige natuurontwikkeling wordt gezien als een impuls voor het genereren van aantrekkelijke woon- en recreatiegebieden. Mogelijk is hier sprake van een hype, maar dan wel een hardnekkige. Een paar voorbeelden.
Wadland biedt oplossingen voor de combinatie wonen en grote natuurgebieden en voor het ontwikkelen van een groot recreatiedorp Zomerstad in het Lauwersmeergebied. Nieuwe lineaire woongebieden zijn gesitueerd langs rand van de nieuwe estuaria ten noorden van Leeuwarden en langs het Reitdiep ten noorden van de stad Groningen.
In De ontdekking van de hemel wordt voorgesteld het Hunzedal te ontwikkelen tot een groot natuurgebied. Deze oplossing is overigens vergelijkbaar met de voorstellen in Veters Los (1997). Voor het Hunzedal wordt daarin ook gedacht aan de combinatie van grootschalige natuurontwikkeling en drinkwaterwinning.

Wonen en water

Wonen aan het water is nadrukkelijk aanwezig. De oplossingen zijn te onderscheiden in vaarroutegerichte en gebiedsgerichte oplossingen. Bij vaarroutegerichte oplossingen wordt het verbeteren van vaarwateren gekoppeld aan nieuwe woongebieden. Het betreft vooral de gebieden in het Noorden waar vaarwater is, maar waar grote natuurlijke meren of door vervening ontstane plassen ontbreken. Voor Noordoost-Friesland wordt bijvoorbeeld een uitbreiding van het waternetwerk voorgesteld. Deze ontwikkeling is gekoppeld aan de uitbreiding van de aan de waterwegen gelegen dorpen (Onderdruk Onder Druk). Een ander voorbeeld is het ontwikkelen van een aantrekkelijke recreatieve vaarweg tussen Groningen en Delfzijl, met een indirecte koppeling tussen wonen en water (De snikke gait weer noar stad). Het verbeteren van vaarroutes (historische dorpsvaarten, trekvaarten e.d.) sluit goed aan op het ontwikkelen van routes over land.

De prijsvraag biedt relatief minder gebiedsgerichte oplossingen. Triton, aansluitend op het Friese Merengebied, is het meest aansprekende voorbeeld. De uitwerking betreft de oostelijke rand van het Friese Merengebied tussen Heerenveen en Drachten. Door de aanleg van nieuwe wateren wordt de corridor door het Noorden – van Lemmer via Heerenveen, Drachten en Groningen naar Delfzijl – in landschappelijk opzicht duidelijk gebiedsgericht gedifferentieerd.
Wie gebiedsgericht zegt, zegt functiecombinaties. Daar hebben de inzenders kansen laten liggen. In Het Wilde Noorden behoort de aanleg van een nieuw watersportgebied tot de mogelijkheden (de ‘Slochterplas’ in oplossing 0236), maar van een combinatie van wonen met water is eigenlijk geen sprake. Wel is in de inzending Noorden, leegte van het westen voor het deelgebied Groningen-Hoogezand gewerkt met nieuwe, autonome vormen voor wonen en water. Het ontwikkelen van nieuwe, omvangrijke wateroppervlakken is in dit ontwerp een leidend thema.

Routes door stad, dorp en land

Een aantal inzenders brengt het Noorden letterlijk in kaart. Zij maken het gebied toegankelijk voor de toeschouwer, de bewoners en de bezoekers – en in veel gevallen – ook voor henzelf. Al of niet startend vanuit vooraf gedefinieerde plekken, zoals concentraties van stedelijke, economische of recreatieve functies, ontwerpen zij netwerken van verbindingen, over land, over water. Deze verbindingen hebben verschillende functies en zijn verschillend van aard. De verschillen hebben betrekking op schaal, ‘snelheid’, functie en structuur.
Vooral het onderscheid tussen snelle en langzame infrastructuur is interessant. De snelle infrastructuur richt zich op economische ontwikkeling en past bij de doelstellingen rond het inhalen van economische achterstanden. Bij deze verbindingen hoort een arsenaal aan snelle beelden, voorzieningen en landschappen (Northern lights, Sunville). De langzame infra-structuur bestaat uit verschillende varianten van voet-, zwerf- en fietspaden en vaarroutes. Dit type routes wijst op de problematiek van het gebrek aan toegankelijkheid van het landelijk gebied voor andere functies dan de landbouw (Roodkapje niet, Rondje Noordkaap).
Deze route-inzendingen vormen tegelijk aanleiding om na te denken over een in de prijsvraag verborgen vraagstelling, namelijk die van de kwaliteit van de openbare ruimte in het landelijk gebied. Ook hier gaat het om de samenhang tussen verschillende modi van routes, de kwaliteit van de verblijfsruimte, de verhouding tussen de publieke en de private sector, met name rond de verantwoordelijkheid voor planning, ontwerp, inrichting en onderhoud.
Sommige inzenders spelen functioneel in op de verschillen tussen schaalniveaus. Zij scheiden de verschillende snelheden van routestelsel in hiërarchisch verband van elkaar: het hogere schaalniveau is voor de snelle routes, het lagere voor het langzame netwerk. Dat is overigens jammer, want een visie op de relatie tussen de schaalniveaus zou meer kunnen betekenen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het Noorden.
Zou dit een remmend effect hebben gehad op het aandragen van vernieuwende concepten voor de samenhang in ruimte en tijd tussen ontsluiting, landschapsvormen en nederzettingspatronen? Denk daarbij aan de kansen op meer samenhang door schakeling van verschillende modi te ontwerpen, bijvoorbeeld in de vorm van transitoria (van bijvoorbeeld fiets op kano, kano op voet, fiets op openbaar vervoer, enzovoorts).

De oogst en het beleid

De prijsvraag heeft een breed spectrum aan ideeën opgeleverd. Uit de verbeeldingskracht van de inzendingen blijkt dat het Noorden de inzenders heeft aangetrokken vanuit een directe emotie: het Noorden trekt, met name ontwerpers uit ‘overig’ Nederland! Sommige inzenders hebben zelfs literaire werken ingeleverd, wat toch zelden voorkomt, ook niet in vorige Eo Wijers prijsvragen. Planning en ontwerp staan steeds meer in het teken van het besef te werken aan een culturele opgave. Dat is een succes van de vakgemeenschap en van de opdrachtgevers daarvan.
Dat de prijsvraagopgave emoties heeft aangesproken, is veel inzenders tegelijk als het ware ook ‘noodlottig’ geworden: zij zijn direct in de oplos-singen geschoten, in de haast om hun boodschap aan het landschap mede te delen. Het is dan ook vooral het landschap en het wonen in het landschap dat heeft aangesproken. De stad en de ontwikkeling van verstedelijking en stadscultuur is als een vanzelfsprekend uitgangspunt gekozen.
In de aanloopfase naar de Vijfde Nota voor de ruimtelijke ordening komen geluiden op dat naast ‘nationale ontwikkelingsassen’, naast ‘netwerksteden’, naast ‘grote projecten’ ook meer regionale concepten een rol zullen spelen. Met de resultaten van de prijsvraag Wie is er bang voor het Lege Programma voor ogen, ligt een kans voor het Noorden voor het grijpen! Daarbij moet het Noorden investeren in het toegankelijk maken, voor nieuw geworven actoren op het toneel van stad en landschap, van de kennis die nodig is om de verdieping van patroon naar structuur en proces te kunnen maken.

Programma voor het Noorden

Het geheel aan inzendingen overziend, kunnen we een ‘agenda’ opstellen voor acties in het Noorden. Elk van deze acties vraagt om een initiatiefnemer, bestuurlijke verantwoordelijkheid en een uitvoerder.
Weergegeven zijn de thema’s, het daarbij behorende type kennis en de beoogde ‘eigenaren’ die verantwoordelijkheid zullen dragen voor uitvoering en beheer. Daarnaast is aangegeven welk accent het project zal krijgen: proeftuin of gebruiksklaar, dat wil zeggen gebruikmakend van bestaand instrumentarium. Zo zullen Voorbeeldprojecten in de proeftuin worden ontwikkeld, terwijl het bij Stedelijke vernieuwing bijvoorbeeld gaat om toepassing van bestaand instrumentarium.

Nieuwe Dorpen in het Noorden

Het bovenstaande is geen uitputtend programma voor de Dorpsland-schappen. Ook is geen prioriteit aangegeven. Het politiek debat loopt volop, dit programma voedt het debat. Wij raden aan om bovenstaand programma in te zetten in het debat over de agenda voor de besteding van de financiële impuls voor het Noorden. En om alvast de start te geven van een nieuwe prijsvraagopgave: voor ‘Nieuwe Dorpen in het Noorden”, vooruitlopend op een nieuw type woonmilieu, de Nieuwe Dorpen, dat het Ministerie van VROM naar verwachting zal opnemen in de binnenkort te verschijnen Nota Wonen!

De volledige evaluatie van de prijsvraag HOOGuit het NOORDEN, is als publicatie op te vragen bij de Eo Wijers Stichting, p/a NIROV, Postbus 30833, 2500 GV Den Haag, 070-3028439, e-mail: eowijers@nirov.nl , website: www.nirov.nl/eowijers .
Contactpersoon voor inhoudelijke informatie is Frank Evers en voor bestellingen Merle Bosschaart.