Femke Delen is landschapsarchitecte. Sinds vier jaar doet zij voor de Landbouwuniversiteit Wageningen wetenschappelijk onderzoek met als thema transformatie en identiteit van het landschap. In januari volgend jaar verwacht zij te promoveren op een onderzoek naar de ruimtelijke inpassing en beleving van nieuwe elementen in het Nederlandse landschap. De gebiedsstudie in Westergo spitst zich toe op drie elementen: kassen,productiebos en windmolens. Delen vertelt over de toepassingsmogelijkheden van belevingsonderzoek. Over vorm,gebruik en betekenis van het landschap.

‘Identiteit is een complex begrip. De identiteit van een landschap of een plek bestaat uit een drietal componenten. Je hebt de fysieke omgeving: hoe ziet zo’n plek eruit. Dan heb je de activiteiten van de mensen die er wonen of werken,en die hun sporen nalaten in het landschap. En als derde element heb je de betekenis die mensen aan het landschap geven,de binding die ze voelen met het land. Van die drie componenten,vorm,gebruik en betekenis,is de laatste natuurlijk de meest subjectieve categorie. De betekenis die een landschap heeft voor mensen,is moeilijk te vatten. Toch wilde ik in mijn onderzoek naar identiteit verder gaan dan alleen kijken naar de fysieke omgeving.’
‘Ik heb voor drie mogelijk nieuwe functies,windturbines,kassen en productiebos,een aantal ontwerpen gemaakt. Eén ontwerp waarbij je zo goed mogelijk probeert in te passen in het landschap en één waarbij uitgegaan wordt van een autonome plaatsing en die zich niets aantrekt van het bestaande landschap. De verhouding tussen de bestaande elementen en de nieuwe functies bepaalde het verschil tussen de ontwerpen.’

Omslagpunt

‘Van die ontwerpen heb ik fotosimulaties laten maken,die ik aan een aantal mensen heb voorgelegd. Zo heb ik gezocht naar het moment waarop voor de bewoners de beleving van het landschap verandert. Uit dat omslagpunt kan je veel afleiden over wat mensen kenmerkend vinden voor hun omgeving. Daar ligt de betekenis van het landschap.’
‘Er bestaat een convenant over windenergie tussen de provincie en het rijk. Het aantal windturbines op de foto’s heb ik afgeleid uit het beleid van de provincie. Ik ben uitgegaan van het plaatsen van honderd turbines in Westergo. De aantallen,de plek waar ze staan en de afstand tot degene die ernaar kijkt zijn bepalend voor de waardering. We hadden bijvoorbeeld een landschap waarin drie,zeven of vijftien windturbines stonden. Een voor de hand liggende bevinding was dat mensen het landschap hoger waardeerden naarmate er minder turbines in stonden. Verder vonden veel mensen drie of zeven turbines acceptabel,maar vijftien was voor de helft van de geïnterviewden echt te veel. Daarmee werd het omslagpunt bereikt. De turbines zijn dan een dominante factor in het beeld,en de karakter van het landschap verandert.’

Landschap als productiemiddel

‘Wat mij opviel is dat veel mensen uit Westergo het landschap zagen als productiemiddel. Landschap en economisch leven gingen in de ogen van de mensen hand in hand. Wat mensen vonden passen in het landschap, hield verband met de locale economie. Zo vonden de meeste mensen kassen het minst storend in het landschap. Glastuinbouw komt vrij veel voor in het westen van Friesland. De mensen zijn eraan gewend,ze weten dat tuinbouw werkgelegenheid oplevert en vinden het legitiem dat er kassen in het land worden gebouwd. Het is een vrij vanzelfsprekend onderdeel van het functionele landschap. Het hoort bij hun leefwereld.’

‘Windmolens zijn een vrij recent verschijnsel. Pas de laatste vijf of tien jaar worden ze op wat grotere schaal gebruikt. De mensen die weten dat de boeren er geld mee verdienen,zien windturbines over het algemeen positiever dan mensen die dat niet weten. Productiebos ligt veel gevoeliger. Mensen vinden bossen wel mooi om in te wandelen,maar hout als landbouwproduct is nagenoeg onbekend in Friesland. Bomen in het landschap komen alleen voor in combinatie met boerderijen of rondom de dorpen. De Friezen zien bos als een nieuw,wezensvreemd element. De meeste mensen zien het nut er niet van in en vinden dat het niet past in het Friese land. Dan krijg je een heftige reactie,daar zit een dieper liggend gevoel van de aantasting van de identiteit van het landschap. Zo kan je over het algemeen zeggen dat uitbreiding van functies die er al zijn,de minste gevolgen heeft voor de beleving van het landschap. Kassen geven een vertrouwd beeld.’

Het nutslandschap als ideaal

‘De identiteit van het landschap wordt bepaald door de weidsheid,de historische bebouwing,de oude boerderijen en dorpen,de kerktorens aan de horizon,maar vooral ook met het agrarische nutslandschap. Dat laatste leidt tot een paradoxaal verschijnsel. Mensen zijn over het algemeen tegen veranderingen in hun omgeving,ze zijn erg conservatief als het over hun landschap gaat. Maar tegelijkertijd zie je dat ze ook vinden dat het wel moet veranderen. Het landschap moet nieuw gebruik opvangen,de mensen moeten er een bestaansbasis kunnen vinden. Het gevoel dat oude elementen moeten blijven,is heel sterk. Maar je kan niet alles bewaren. Daarom wordt een mix van oud en nieuw als ideaal gezien. Groei,of de mogelijkheid tot groei,is ook belangrijk.’

Toepassing

‘Als je kijkt naar de beleving van het landschap,als combinatie van ruimtelijke en psychologische aspecten,kan je een paar voorzichtige – en voorlopige – conclusies trekken voor de plaatsing van de windturbines. Concentratie is beter dan spreiding. Je moet zorgen dat ze niet overal het beeld gaan bepalen. Verder moet de ordening van de molens zoveel mogelijk af te leiden zijn uit het beeld. Wat dat betreft kunnen ze – volgens de bewoners – het best in één lijn staan,het liefst langs een bestaande lijn in het landschap,bijvoorbeeld een weg,sloot of dijk. Dat staat op gespannen voet met concentratie. Daar moet je dus het midden in vinden. Je moet geen verschillende types door elkaar zetten,want dan ziet men geen samenhang. Ook de samenhang tussen de groepen en het landschap is belangrijk. Solitaire molens of kleine groepjes moeten in de beleving van mensen in combinatie met boerderijen worden gebouwd. Maar grote groepen horen in het open land. Dan pas vindt men ze functioneel. Ik denk dat mijn belevingsonderzoek een aantal redelijk objectieve criteria kan leveren om de windturbines zo goed mogelijk in te passen in het landschap.’

‘Verder moeten mensen gaan beseffen dat windturbines een legitieme nieuwe functie in het landschap zijn. Je kunt er zelf geld mee verdienen,je kunt er aandelen in kopen,ze maken deel uit van de locale economie. Zo gaan ze een rol spelen in de leefwereld van mensen. Maar dan moet je de bewoners wel in een vroeg stadium betrekken bij het planproces.’