Jaap Starkenburg werkt sinds vier jaar bij de provincie Overijssel. Eerst als hoofd van het Bureau Natuur en Landschap, mede vanuit zijn achtergrond als ecoloog. Daarnaast is hij programmaleider cultuurverandering van de ambtelijke organisatie. Sinds twee jaar is hij projectleider van Landstad Deventer. In het project wordt gezocht naar een nieuw, integraal ruimtelijk concept voor Deventer en het ommeland.

‘Het oude onderscheid tussen stad en land bestaat niet meer. Maar in bestuurlijke zin is dat anders. Eigenlijk zit tussen stad en land nog altijd een muur. De echte stadsmuren hebben hun betekenis verloren, maar in bestuurlijke en beleidsmatige zin is er nauwelijks afstemming tussen stad en platteland. Er wordt niet integraal, maar sectoraal gedacht, vanuit de verschillende organisaties die zich direct of indirect bezighouden met de ruimtelijke orde. Wij willen de samenhang tussen stad en land als positief element introduceren in stedenbouw en ruimtelijke ordening. Dat is de basisgedachte achter Landstad Deventer.’

Prachtige dorpen

‘Een aantal op zichzelf staande ontwikkelingen in de landbouw en de stedenbouw hebben invloed op de ruimtelijke en functionele structuur van landschap en stad. De inzet van Landstad is om die onvermijdelijke ontwikkelingen en vernieuwingen te combineren met de identiteit van de omgeving. Een voorbeeld: je hebt rond Deventer een aantal prachtige dorpen. Die moeten niet door de uitbreiding van de stad worden opgeslokt, niet alleen vanwege het landschap, maar ook om de diversiteit aan woonmilieus te beschermen. Hoe ga je vanuit die optiek om met de onvermijdelijke bouw van woningen? Een andere belangrijke invalshoek is het inpassen van het water. Wij willen het water terugbrengen als structurerend element in het landschap.’
‘Landstad is in mei 1999 van start gegaan met een congres. Daarna volgde de fase van verkenningen, waaraan overheden en organisaties van bewoners en bedrijven hebben deelgenomen. Vanuit die verkenningen zijn ontwerpopdrachten opgesteld, waar stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten mee aan de slag zijn gegaan. In ontwerpvisies volgt de ruimtelijke vertaling van de uitkomst van de verkenningen. Deze worden gepresenteerd en besproken op het Keuningcongres Landstad Deventer, dat op 26 mei 2000 wordt gehouden. De laatste fase van het project bestaat uit het opstellen van een plan van aanpak voor de uitvoering. Dan wordt bezien in hoeverre bestaand beleid zal moeten worden aangepast. Uiteindelijk zullen afspraken met de streek worden vastgelegd in een convenant.’

Lol van het landschap

‘Een project als Landstad kan je niet, zoals in de ruimtelijke ordening gebruikelijk was, ontwerpen en van bovenaf opleggen aan bewoners en gebruikers van een gebied. Het is een interactief proces, waarin alle partijen van elkaar leren: de bewoners, de bedrijven en hun belangengroepen, de ontwerpers en de overheden. Om zo’n proces goed te laten verlopen, moet je niet van tevoren met uitgewerkte plannen komen, want dan neemt niemand je serieus. Je moet samen met de bewoners ideeën opbouwen vanuit de streek. Er is bij Landstad natuurlijk wel een kader, en je hebt bestaand beleid en bestaande projecten en opgaven, maar je moet ook veel ruimte laten voor ontwerpen en ideeën. Wij hebben goed gekeken naar wat de mensen bezighoudt, welke plekken gewaardeerd worden en welke juist niet, en wat daarvan de motivatie was. Naast de trends moet je kijken naar de zorgen van de mensen en de lol die ze aan het landschap beleven. Zo kan je vanuit een sterke basis bouwen aan ideeën over vernieuwing en identiteit.’
‘De organisatie van het project is afgestemd op het open karakter van het proces. Landstad Deventer is een netwerkorganisatie, die zijn tentakels uitslaat bij de overheden en in de streek. Deze wordt inhoudelijk gesteund door het Keuning Instituut, dat de inventarisatie heeft gedaan en optreedt als opdrachtgever naar de ontwerpers en onderzoekers.’

Wit gebied

‘Het project is vernieuwend in die zin, dat er geen concrete, ernstige bedreiging aan voorafging. Er liggen natuurlijk wel ruimteclaims, die als je ze optelt een aanzienlijk oppervlak innemen. De aanleiding voor Landstad was geen zware ruimteclaim, maar een idee over de relatie tussen stad en land. Dat betekent dat we er op tijd bij zijn. Het gebied waar Landstad zich afspeelt, is wit gebied, dat wil zeggen dat er verder geen speciale aandacht voor is in landschappelijke zin. Dat heeft als nadeel dat er geen subsidies klaarliggen. Maar er is een veel groter voordeel. Je hebt veel meer mogelijkheden bij de inrichting van het gebied, de functies liggen nog niet helemaal vast.’

Ideeënmachine

‘Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gaat gebiedsgericht beleid steunen, althans dat zeggen de eerste tekenen van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Dat betekent dat regio’s, voor een veel groter deel dan nu het geval is, zelf moeten kunnen sturen in de ruimtelijke inrichting. De mate waarin is essentieel. Wij komen straks met ontwerpen voor ons gebied, die misschien wel niet gangbaar zijn. Dan wordt het nog spannend of het rijk, maar ook de lagere overheden, de werkelijk goede en vernieuwende ontwerpen willen steunen. De provincie Overijssel is met Landstad in ieder geval begonnen aan de zoektocht naar nieuwe ideeën.’
‘Landstad is nu nog een ideeënmachine. Straks moeten die ideeën worden gewogen en in praktijk worden gebracht. We zouden bijvoorbeeld kunnen denken over het mengen van wonen en bedrijvigheid. Maar in kringen van VROM is dat vloeken in de kerk. Het is de vraag of we de ruimte krijgen om die verweving te maken. Een ander voorbeeld is het paradigma van de compacte stad. We noemen Deventer nu een ‘kleine grote stad’. Maar als het zo doorgaat is het straks een ‘grote grote stad’. En ook de dorpen groeien. Het gaat niet zo snel, maar wel gestaag. De vraag is: hoe ver kan een dorp groeien, zonder dat het idee van een dorp weg is? En mogen we bijvoorbeeld een nieuw dorp bouwen, in plaats van de ruimte tussen de stad en de bestaande dorpen te laten dichtslibben? In het kader van het compacte-stadbeleid worden nu wijken om Deventer heen gelegd, waardoor de dorpen het gevaar lopen te worden ingelijfd. Misschien kan je juist door gespreid bouwen het contrast tussen stad en ommeland verscherpen. Er zijn meerdere oplossingen voor één probleem mogelijk. Dit soort ideeën zetten het beleid van de compacte stad op de helling. Ik denk dat het belangrijk is om de paradigma’s waar het rijksbeleid op gebaseerd is, te toetsen met experimenten.’