Het landgoed van Bob Rossingh ligt aan de rand van Nederland. Het ligt ingeklemd tussen de oude kloosterenclave van Ter Apel en de grens met Duitsland,en wordt doorkruist door het rustige Ruiten-A-Kanaal. Ooit was deze grond in handen van het machtige klooster,maar al in de Middeleeuwen werd zij eigendom van de stad Groningen. Zo bleef het tot de jaren tachtig. Tot die tijd werd de grond bewerkt door ambtenaren van het Stadsgroninger Landbouwbedrijf. Ruim tien jaar geleden werden de landerijen aan particulieren verkocht en sinds enige jaren is Bob Rossingh eigenaar-bewoner.

Het landgoed van Bob Rossingh ligt aan de rand van Nederland. Het ligt ingeklemd tussen de oude kloosterenclave van Ter Apel en de grens met Duitsland,en wordt doorkruist door het rustige Ruiten-A-Kanaal. Ooit was deze grond in handen van het machtige klooster,maar al in de Middeleeuwen werd zij eigendom van de stad Groningen. Zo bleef het tot de jaren tachtig. Tot die tijd werd de grond bewerkt door ambtenaren van het Stadsgroninger Landbouwbedrijf.
Ruim tien jaar geleden werden de landerijen aan particulieren verkocht en sinds enige jaren is Bob Rossingh eigenaar-bewoner. In de jaren ’80 was hij nog akkerbouwer in Borger op de Hondsrug. Hij had een voor Drentse begrippen groot bedrijf,met 100 hectare grond,waarop hij aardappels,graan,maïs en bieten verbouwde. De oogst bracht in de loop van de jaren steeds minder op en hij had een hekel aan de chemicaliën die hij moest gebruiken om aardappels te kunnen telen. Overleven in de akkerbouw was moeilijk. Op de schrale zandgrond konden geen intensieve gewassen worden verbouwd en het bedrijf was ongunstig verkaveld.
Toen eind jaren ’80 Den Haag met een aantrekkelijke regeling kwam voor de omzetting van landbouwgrond naar houtteelt,besloot Rossingh het roer om te gooien. Hij werd bosbouwer en beplantte 90 hectare met
populier en fijnspar.

Bosbouwsubsidies

‘Het paradoxale van de toenmalige regeling was dat de bomen die het snelst groeiden en dus het meeste hout produceerden,de meeste subsidie kregen. Dat had als historische achtergrond dat de regeling ooit door Economische Zaken in het leven was geroepen om de houtproductie te stimuleren. Voor het bos gold dan ook een kapplicht. Voor mij als ondernemer was het een prima regeling,maar bosbouwtechnisch verdiende het niet de schoonheidsprijs. In een echt bos horen immers eiken en beuken, maar daar viel geen droog brood mee te verdienen. Bosbouw is minder intensief dan akkerbouw,waardoor ik tijd kreeg om andere activiteiten te ontwikkelen.’

‘Toevallig werd rond die tijd een nieuwe Europese regeling in het leven geroepen om landbouwgronden permanent om te zetten in bos. De regeling voorzag in een inkomenscompensatie,want aan een bos viel immers niets te verdienen. Voor het omzetten van de landbouwgrond kreeg je gedurende twintig jaar een vast bedrag. Ik besloot de regeling in te zetten om een oude wens te realiseren: het aanleggen van een landgoed. Onder een landgoed versta ik: een domein met verschillende functies,zoals bos en cultuurgronden,met een huis erop dat wordt bewoond door de eigenaar. In mijn geval bestaan de cultuurgronden voornamelijk uit een hertenfokkerij. Dat is een vorm van veeteelt die nog kan worden bedreven zonder de waardigheid van het dier aan te tasten. De beesten kunnen hier veel buiten zijn en hebben voldoende bewegingsruimte. Bovendien past hertenteelt bij het karakter van een landgoed.’

Rood voor groen

‘Ik ben lang op zoek geweest naar een goede plek. Ik wilde zelf op het landgoed wonen,en dan wil je toch een beetje leuk zitten. Daarnaast moeten gemeente en provincie meewerken aan het wijzigen van het bestemmingsplan en moet je de financiering zien rond te krijgen. Dat laatste was in mijn geval verre van eenvoudig. De bank had in eerste instantie weinig vertrouwen in mijn plan. Daarom heb ik samen met de gemeente een plan ontwikkeld voor woningbouw op dat deel van het landgoed dat vlakbij het dorp lag. Op een perceel van 6,5 hectare staan straks 15 grote huizen op kavels van gemiddeld 1500 vierkante meter. Ik heb een plan laten maken voor het perceel door een stedenbouwkundig bureau waarmee de gemeente gewend was samen te werken. Daarna heb ik de kavels en het plan verkocht aan een projectontwikkelaar. De opbrengst moest ik gebruiken om de aankoop van het landgoed te financieren. Het was een typisch voorbeeld van de vaak gehoorde leus ‘rood voor groen’: het bekostigen van natuur uit woningbouw.’

‘Voordat ik de grond kocht heb ik een optie genomen. Ik moest eerst een aantal zaken regelen met de gemeente en de provincie en meer zekerheid krijgen over de subsidies voor bosaanplant. Het blijkt in de praktijk uiterst moeizaam om zaken te regelen als je nog geen eigenaar bent. Zo had ik bij het ministerie een bosbouwsubsidie aangevraagd,maar ik bleek niet aan alle voorwaarden te voldoen omdat ik de grond niet in mijn bezit had. Gewetensvolle ambtenaren weigerden af te wijken van de letter van de subsidieregeling. Uiteindelijk moest toenmalig staatssecretaris Gabor er nog aan te pas komen om het vlot te trekken. Het landgoed is omringd door andere natuurgebieden. Daarom had niemand bezwaren tegen de wijziging van het bestemmingsplan. Dat zou het nog moeilijker hebben gemaakt.’

Het gevecht om de grond

‘Er zijn veel krachten in de besturen van gemeenten en provincies die de omzetting van landbouwgrond naar bos tegenwerken en vertragen. Met name de traditioneel denkende boerenstand verzet zich. In het kleine Nederland wordt een permanent,keihard gevecht gevoerd om de grond. De grondprijzen in het Noorden worden opgestuwd doordat andere functies dan de landbouw ruimte opeisen. Boeren uit de Randstad die zijn uitgekocht komen hier met sloten geld naartoe. Schaalvergroting is voor akkerbouwers de enige manier om de toekomst veilig te stellen. Ook dat drijft de grondprijzen op. Hoe meer landbouwareaal je onttrekt voor natuurontwikkeling,hoe schaarser en dus duurder de grond die overblijft. Je hoort vaak dat natuurontwikkeling slecht is voor de landbouw vanwege de distels,blad,schaduw en allerlei gedierte,maar in wezen richt het verzet zich tegen iets anders. Het gaat namelijk om de vraag of de landbouw in de toekomst op een duurzame manier de drager kan zijn van de plattelandseconomie. Ik geloof dat er veel toekomst zit in de ontwikkeling van landgoederen zoals het mijne. Ik ben daarom ook bezig met het ontwikkelen van landgoederen voor derden.’

Belegging

‘Her en der op het landgoed heb ik solitaire bomen geplant. Over twintig á dertig jaar zijn dat sfeervolle en karakteristieke elementen. Monumentale bomen horen bij een landgoed. Dichterbij huis staan hoogstamfruitbomen ,en bij de paardenstal heb ik kastanjes en noten geplant,tegen de vliegen. Ik houd de hertenfokkerij binnenkort trouwens voor gezien,want ik draai er verlies op. Ik ben ondernemer,en ik moet iets aan mijn activiteiten kunnen verdienen. Op de grond die vrijkomt wil ik nog meer natuur gaan ontwikkelen. Geen bos,maar bijvoorbeeld iets met water. In het algemeen kun je zeggen dat dit landgoed gezien de stijgende grondprijzen een goede belegging is geweest. Ik zal de man nog eens bellen die me adviseerde om in aandelen Baan te investeren in plaats van in een landgoed.’

Trefwoorden