Een van de bijzondere landschappen in Noord-Nederland is het waddengebied. Al meer dan zestig jaar gaan er verhalen rond dat dit gebied een bijzondere rol zou hebben gespeeld in de oorlog. Twee kleine eilanden aan weerszijde van Schiermonnikoog, Engelsmanplaat en Simonszand, zouden vluchtroutes zijn voor neergeschoten Amerikanen op weg naar Engeland. Waarschijnlijk is er maar één poging geweest en die is op een tragische manier mislukt.

In de winter van 1941 verscheen een Küstenverordnung van de Rijkscommissaris, waarbij de kust en dus ook het gehele waddengebied tot verboden gebied werden verklaard, slechts toegankelijk met een Ausweis. De eilanden hadden alle een bezetting, alleen de kale zandplaten Engelsmanplaat en Simonszand waren onbezet gebied en te voet bereikbaar. In de boeken over de bekende verzetsgroep Zwaantje te Delfzijl van dokter Allard Oosterhuis en coasterkapitein Harry Roossien staat dat er plannen zijn geweest om via Simonszand geallieerde piloten en andere personen, die naar Engeland moesten uitwijken, bij nacht over het wad te leiden en hen vervolgens op te pikken met een duikboot. De bekende wadloper Derk Schortinghuis, die ook in het verzet zat, zou hierbij een belangrijke rol spelen. In Engeland moest men uiteraard meewerken door een boot op de afgesproken tijd gereed te houden. In codeberichten droeg Engelsmanplaat de naam Transvaal en Simonszand de naam Oranje Vrijstaat. In de literatuur hierover staat echter nergens dat een dergelijke vlucht naar de vrijheid via Simonszand is gerealiseerd, zelfs niet in het boek dat Schortinghuis schreef over het verzet en zijn bemoeienis daarmee. De bekende Schiermonnikoog en Engelsmanplaat-kenner Durk Reitsma heeft in gesprekken met vissers en reddingbootschippers gehoord dat het ‘indianenverhalen’ waren. Lopen naar Simonszand was veel te riskant. ‘Wie zou er genoeg kennis van het wad hebben om ’s nachts deze dertien kilometer lange tocht te maken en wie zou er van de Engelse kant voldoende kennis hebben van de Lauwersgronden om Simonszand te bereiken?’, zo luiden de uitspraken van deze zegslieden.

Ondergrondse

Anders is dat bij Engelsmanplaat. Daar is één keer een poging geweest om twee neergeschoten Amerikanen te laten ontsnappen naar Engeland. Een van die Amerikanen was Harry Dolph, een boordschutter van de bommenwerper True Love. Op 15 augustus 1944 werd het vliegtuig boven Havelte neergehaald door een Messerschmitt van Oberleutenant Ernst Scheufele. Dolph wist zich te redden met een parachute en werd opgevangen door mensen van de ondergrondse, die hem via Steenwijk naar Meppel brachten, waar hij een persoonsbewijs kreeg van Peter van den Hurk. Van daaruit verbeef hij een tijd in het onderduikershol Wigwam in de bossen bij Diever, waar hij op 17 september Jim Moulton ontmoette, een staartschutter die eveneens met zijn vliegtuig was neergeschoten. Een maand later ontmoetten beide Amerikanen Sjors, schuilnaam voor Piet Blom uit Drachten, en Nico uit Rotterdam. Beide heren zeiden lid te zijn van een ondergrondse verzetsbeweging en hadden plannen om Dolph en Moulton via Engelsmanplaat naar Groot-Brittannië te brengen. Op 30 oktober verlieten ze Diever en via Hoornsterzwaag, Olterterp, Rottevalle en Oostermeer bereikten ze Suameer. In het boek The Evader schrijft Harry Dolph dat hij hier de koerierster Greta Rusk (schuilnaam) ontmoette, waarop hij verliefd werd, en die hem meedeelde dat Nico lid was van de NSB en voor de SD werkte. Sjors was wel te vertrouwen.
Via Noordoost-Friesland kwamen de vier mannen uiteindelijk aan in Paesens, het vertrekpunt voor de wadlooptocht naar Engelsmanplaat. Een bericht van de BBC zou een aanwijzing geven als er een boot kwam om ze op te halen.

Tegenstrijdige verhalen

Harry Dolph is op 19 juni 1984 teruggeweest op de Engelsmanplaat en heeft toen een persconferentie gegeven. De mededelingen die hij toen gedaan heeft, kloppen niet met het verhaal uit zijn boek dat is verschenen in 1991. Hij liet op die bijeenkomst ook niet het achterste van zijn tong zien. Volgens zijn boek zouden de vier mannen op 15 november om 22.30 uur naar de Engelsmanplaat gebracht zijn door Teun de Jong en Jan Visser. Op de persbijeenkomst vertelt Dolph dat ze gebracht zijn door de vissers Monte de Vries en Kees Vanger; dit laatste blijkt ook uit de vele interviews die in de loop der jaren met de De Vries en Vanger zijn gemaakt.
Met koffers met proviand en wapens vertrokken ze in de nacht. De maan verlichtte bij vlagen door de wolken het grillige waddenlandschap en er stond weinig wind. Langs de strekdammen van de landaanwinning was het zwaar in het slibrijke en ijskoude water. De vaargeul moest worden overgestoken en een van de gidsen waarschuwde voor de steile rand. Dolph plaatste zijn koffer op het hoofd en viel min of meer in de geul. Hij ging kopje onder en de koffer dreef mee met de stroom. Nadat ze nog een geultje gepasseerd waren, kwamen ze op het zandige wad ten zuiden van de plaat. Daar stond een reddingshuisje waar ze de dagen zouden doorbrengen. Onderweg zagen ze een gestrande tweemansduikboot en een aangespoelde Duitse zeemijn. De mannen betrokken hun verblijf. Ze mochten ’s nachts geen vuur stoken en overdag niet op de plaat wandelen, want de bewaking vanaf de vuurtoren van Schiermonnikoog hield het gehele zeegat tussen Ameland en Schiermonnikoog in de gaten. De twee gidsen gingen de volgende dag terug naar Paesens.

Code verkeerd

Er was afgesproken dat als de boot de mannen zou oppikken de wapens begraven zouden worden op vijf meter afstand van de voorste paal van het huisje. Tussen het reddingshuisje en het Wierumer Gat, waar de snelboot zou landen, bedroeg de afstand maar vijfhonderd meter. De volgende nacht zaten de mannen vol spanning te wachten op een afgesproken teken van de Engelse boot. Sjors, die de leiding had, zag een boot en wachtte op het teken. Vanaf het schip zou een V-teken geseind worden, maar tot hun verbazing was het een omgekeerd V-teken. De verhalen via de interviews en volgens het boek van Dolph zijn hierover zeer verschillend. Volgens het boek hebben de Amerikanen de lichten niet gezien omdat ze sliepen. Uit interviews blijkt dat Sjors het niet vertrouwde, terwijl Nico en de Amerikanen Sjors probeerden over te halen om gezamenlijk naar het schip te gaan. Uiteindelijk is dit niet gebeurd.
De Vries en Vanger kwamen de volgende nacht terug om de revolvers te halen en troffen de vier mannen in het huisje. Sjors schreef een nieuw briefje voor een koerierster met de tekst ‘Code verkeerd, we zitten nog steeds te wachten.’ De koerierster moest naar Hoogezand om daar de mensen in Engeland op de hoogte te stellen.
Ondertussen zaten de vier mannen al twaalf dagen op het eiland. Ze werden bevoorraad door Jan Visser en door De Vries en Vanger. In al die tijd is er geen boot uit Engeland meer gekomen. De situatie op het eilandje werd er niet beter op. Overdag zaten ze in het huisje en alleen ’s nachts konden ze naar buiten. De kans dat ze ontdekt werden werd steeds groter, want Duitse militairen kwamen regelmatig op de plaat om te zoeken naar aangespoelde lijken.

Terug van Engelsmanplaat

Toen De Vries en Vanger weer eten en drinken brachten, liepen Nico en de Amerikanen hen tegemoet. Sjors was er niet bij. Volgens Nico was Sjors de dag daarvoor naar de vaste wal gelopen om hulp te halen, maar daar is hij nooit aangekomen. De drie wilden met alle geweld mee naar de overkant. Vanger en De Vries wisten hen echter te overtuigen dat ze niet overdag mee konden, omdat ze dan regelrecht in de handen van de Duitsers zouden vallen.
De volgende dag, 1 december, werden ze opgehaald door Sieb Visser. Deze toen 24-jarige bakkersknecht woonde in Nes en wilde een Ausweis hebben; daarom werkte hij als timmerman op de bunkers tussen Wierum en Nes bij de Wehrmacht. Tijdens het aanbrengen van de prikkeldraadversperring zag hij kans om de zendmast drie keer onklaar te maken. Hij was een zwager van Jan Visser, zeehondenjager, visser en jutter. Ondanks het verbod gingen ze samen vaak jutten op Engelsmanplaat.
Op 20 juni 1984 interview ik hem in zijn woning in Lekkum. ‘Op de plaat spoelden lijken aan, maar ook zaken die van onze gading waren, zoals 48 jerrycans met benzine en blikjes thee en sigaretten. Overdag zat ik in het huisje.’ Hoewel sommige bronnen zeggen dat Sieb en Jan Visser de Amerikanen van de wal hebben gehaald, vertelt Sieb uitdrukkelijk dat hij dat alleen heeft gedaan, nadat hij van Jan gehoord had dat de mensen van de plaat gehaald moesten worden. ‘Toen ik op de plaat kwam waren ze allemaal uitgeput en ik heb ze eten en drinken gegeven. Ze vertelden dat Sjors met Nico geprobeerd had de wal te bereiken. De terugtocht ’s nachts duurde wel vier uur. Het eerste deel vanaf het huisje naar de vaargeul ging redelijk goed, maar door de geul en de slikkige gronden naar de kust ging het tempo van de totaal uitgeputte mannen omlaag. Uiteindelijk bracht ik ze naar het huis van mijn vader en broer.’
De Amerikanen brachten de laatste oorlogsmaanden door bij de dames Liezenberg in Dokkum en op een adres in Birdaard. Tijdens de opmars van de Canadese bevrijders voegden ze zich bij de troepen en vochten zelfs nog mee tegen de Duitsers.

Wat is er met Sjors gebeurd?

Het bleek achteraf onmogelijk dat Sjors op het door Nico vermelde tijdstip naar de kust was gelopen, omdat er te veel water stond. Enkele weken later werd het lijk van Sjors gevonden op Rottumeroog met een kogelgat in zijn hoofd. Wat er zich precies heeft afgespeeld op de Engelsmanplaat is nooit onthuld. Sieb Visser: ‘Volgens mijn zwager Jan was Nico een NSB’er. Na de oorlog is Nico doodgeschoten als collaborateur.’ Ook Dolph schrijft in zijn boek dat Nico in april 1945 is geëxecuteerd, omdat hij Sjors zou hebben doodgeschoten. Volgens Dolph is dat laatste niet waar. Durk Reitsma, die de komst van Dolph in 1984 op Engelsmanplaat mede had georganiseerd, vertelt dat hij Harry Dolph op de plaat had zien lopen: ‘Die man liep met een gebogen hoofd over de plaat, de armen op z’n rug. Hij praatte met z’n vrouw en zei vervolgens laten we deze zaak maar niet meer moesten aankaarten. Het is duidelijk dat hij er niet over wilde praten.’
Er bestaat nog een andere versie over de dood van Sjors. In het zojuist verschenen standaardwerk ‘Een laatste saluut, Fryslân in de oorlog’, schrijft Jack Kooistra, journalist van het Friesch Dagblad, dat Piet Blom (Sjors) vrijwel zeker is doodgeschoten door Sieb Visser. Jack Kooistra weet mij te vertellen dat hij meerdere versies hierover heeft gehoord en dat hij tot deze toch zeer stellige bewering is gekomen uit de vele interviews die hij heeft gedaan in deze zaak. ‘Doorslaggevend voor mij was een bandopname van een inmiddels overleden bron, waarop Sieb Visser huilend bekende dat hij Piet Blom had doodgeschoten op Engelsmanplaat.’ Kooistra weet verder te vermelden dat Visser een omstreden figuur was en dat het bekend was dat het tussen hem en Blom niet boterde. Alle personen zijn inmiddels overleden en het verhaal dat Harry Dolph in zijn testament opheldering zou geven, bleek niet te kloppen; daarmee heeft hij het geheim rond de dood van Sjors meegenomen in zijn graf.
Duidelijk is dat het waddengebied van Engelsmanplaat en Simonszand geen gestroomlijnde vluchtlijn was naar de vrijheid.

Geraadpleegde literatuur
Harm Tjeerd Andringa, Blija en Holwerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, Stiens, 2005
Harry A. Dolph, The Evader, an American airman’s eight months with the Dutch underground, Austin, 1991
H. de Haan, R. IJbema, D.T. Reitsma, Engelsmanplaat, geschiedenis en gebeurtenissen rond een zandbank, Moddergat, 1983
Ale Hansma, ‘Moord op de Engelsmanplaat blijft een mysterie’, Nieuwe Dockumer Courant, 23 december 2004
J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje, oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis, Amsterdam, 1968
Jack Kooistra, Een laatste saluut. Fryslân in de oorlog, Leeuwarden, 2005
D.H. Schortinghuis, Met de dood voor ogen, Bedum, 2000
Wil Vening, Verzetsgroep Zwaantje, Naarden, 1985