Je zal maar jaarlijks 8000km moeten afleggen. Van het West-Afrikaanse Mauritanië naar Nederland en weer terug. Lepelaars, de ranke witte vogels met de karakteristieke snavel, doen dat. In het noorden van ons land vinden ze ideale broedgebieden. Zoals de Kroon’s polders op Vlieland, een natuurgebied dat een bezoek meer dan waard is. Behalve lepelaars vind je er een keur aan andere watervogels.

Je zal maar jaarlijks 8000km moeten afleggen. Van het West-Afrikaanse Mauritanië naar Nederland en weer terug. Lepelaars, de ranke witte vogels met de karakteristieke snavel, doen dat. In het noorden van ons land vinden ze ideale broedgebieden. Zoals de Kroon’s polders op Vlieland, een natuurgebied dat een bezoek meer dan waard is. Behalve lepelaars vind je er een keur aan andere watervogels.

Lepelaars
Ongeveer 250 paren telt de kolonie lepelaars, zegt boswachter Pieter Schaper. Een aantal dat al jaren stabiel is. Al sinds 1981 nestelen Lepelaars in de Oude Huizenvallei, een duinvallei op enige afstand van de Kroon’s polders. In het afgelopen voorjaar is een deel van de kolonie verhuisd naar de Kroon’s polders. Het werd de vogels te druk in de vallei. Wellicht had dat te maken met de vogelaars die op zoek waren naar zeldzame sneeuwuilen. Van die belangstelling moesten de lepelaars niets hebben. Ze kozen voor de rust van de polder, en de rest van de kolonie volgde. Natuur leidt gauw onder teveel aandacht, zo blijkt maar weer.

Polder
En dan te bedenken dat de polders nooit als natuurgebied bedoeld zijn. De Kroon’s polders zijn tussen 1905 en 1922 aangelegd op initiatief van opzichter Kroon van Rijkswaterstaat. Kroon voorkwam daarmee dat het zeewater het eiland in tweeën zou breken. Ter hoogte van dam 6 is het eiland zo smal, amper 700 meter, dat de zee een reële dreiging vormt.
Kroon was het in eerste instantie niet om natuur te doen. Veiligheid stond voor hem en zijn collega-ingenieurs van Rijkswaterstaat voorop. Kroon liet daarom een deel van het wad bedijken en inpolderen. Het land binnen de dijk zou als landbouwgrond kunnen dienen om de zieltogende plaatselijke akkerbouw meer ruimte te geven. Dat was niet zo gek gedacht maar het werkte niet. Het ingepolderde land was te zilt voor akkerbouw en ook koeien hielden het er niet lang uit. Vanaf de jaren 1960 nam Staatsbosbeheer de zorg voor het ingepolderde gebied over.
In de jaren die volgden veranderden de polders langzamerhand in een echt natuurgebied. In twee polders staat zoet water, de andere twee kennen een deels zoet, deels zout milieu. Dat zorgt voor een grote verscheidenheid aan planten en dat trekt weer vogels aan. Het levert een prachtig afwisselend natuurgebied op.

Excursie
Pieter Schaper  van Staatsbosbeheer wacht ons op bij het Posthuis.
In een grijs verleden werd hier de post afgeleverd die vanaf Texel met een bootje naar Vlieland werd gebracht. Tegenwoordig is het een druk bezochte pleisterplaats, de enige aan deze kant van het eiland. Verderop liggen polders, duinen, militaire gebouwen en daarachter de grootste zandplaat van West-Europa: de Vliehors.

Met een groep van ruim 20 belangstellenden wandelen we de dijk op die de Waddenzee scheidt van de Kroon’s Polder. We kijken uit over een kwelder met een lila waas van bloeiende lamsoor, een plantje dat goed gedijt op land dat regelmatig overstroomd wordt door zeewater. Een groep zwart-witte brandganzen vliegt over onze hoofden. Aan de waterkant trippelen kleine steltlopers. Door de verrekijker zien hun bruine veren er verfomfaaid uit. ‘Ze zijn nog in de rui’, verklaart Schaper. We staan stil en nemen het uitzicht over het wad in ons op. De boswachter heeft geen haast en zo hoort het ook. Als je de tijd neemt is er veel te zien.

Zeldzaam
Een roofvogel met het formaat van een forse meeuw komt over het wad op ons af zeilen. Een blauwe kiekendief, verklaart de boswachter. Een vrouwtje, bruin met een kenmerkende  witte stuit. Van deze kiekendieven zijn er maar weinig in ons land, zo’n 25 broedparen.  Van zijn grotere bruine soortgenoot zijn er aanzienlijk meer, op Vlieland 10-15 paren.
Aan onze rechterhand glimt het water van de eerste polder. Tussen de rietkragen zwemmen ganzen. In de verte stijgen witte wolken meeuwen op tegen een vaalblauwe hemel. De grauwe ganzen nestelen graag in de beschutting van het riet maar lusten daar ook wel een hapje van. Ze eten hun natuurlijke bescherming langzamerhand weg.
In de struiken en het riet langs de dijk zitten diverse soorten kleine zangvogels. We horen ze wel maar zien ze niet. Kleine karekiet, baardman en rietzanger fluiten er lustig op los. Dankzij de wadvogel app van Vogelbescherming Nederland weten we toch hoe ze er uit zien. Karekieten zien we als donkere schichten voorbij schieten. Als die vogels nou maar eens stil wilden zitten! Tussen de tweede en de derde plas gaan we rechtsaf de polder in. We volgen een smal pad tussen dicht struikgewas. Nu gaat het echt beginnen. De zeewind valt achter ons weg en de geluiden van opvliegende vogels klinken onverwacht helder. We betreden hun domein, dat is duidelijk.

Zwarte voeten
Aan de rand van de plas houden we halt. We staan hier letterlijk op de grens van zoet en zout water. Enkele jaren geleden is een verbinding gemaakt tussen de derde polder en de Waddenzee. Het zoute zeewater zorgt voor bijzondere plantengroei in de polder.
Lamsoor trekt met haar lila bloempjes ook hier de aandacht. Deze plant heeft een goede manier gevonden om in het zilte milieu te overleven: hij scheidt het zout aan de onderkant van het blad uit. Je proeft het zout als je een blaadje tegen je tong houdt.  Aan de waterkant prikken de kleine felgroene stengels van zeekraal uit de kleibodem. Zeekraal is een pioniersplant, zoals dat heet:  de plant zoekt de grens op van zout en zoet en overleeft door regenwater in zijn stengels op te slaan. Het schijnt best lekker te zijn, al slaat de teelt ervan niet echt aan.
Dan beginnen we aan de oversteek van de derde naar de tweede polder. De zeeklei blijft goed plakken, zodat onze voeten binnen de kortste keren zwart zijn van de modder. Even verderop zien we een groep lepelaars in het lage water staan, witte spichten tegen de rode achtergrond van het dak van het Posthuis. Aalscholvers spreiden hun vleugels uit om ze te laten drogen.
Aan de overkant wacht ons een verrassing. Uitkijken waar je je voeten plaatst, want in het gras groeit een bijzonder bloempje. Het heldere wit van parnassia licht op tussen het groen. Een plant die voorkomt in schrale kalkhoudende graslanden en duinvalleien. Ook dotterbloemen en moerasspirea zien we hier. Vermoedelijk zijn deze planten afkomstig uit het stroomgebied van de Drentse Aa en als zaadjes meegelift op maaimachines die daar zijn ingezet.  Natuur trekt zich in dit geval niets aan van grenzen, ook niet van een natuurlijke barrière als de Waddenzee.

Toekomst

Voor dieren ligt dat toch iets anders. Vogels zijn welkom, ook de haviken waar er inmiddels genoeg van zijn op het eiland. Dat gaat soms ten koste van uilen en andere roofvogels die door hun grotere soortgenoot worden aangevallen. Maar dat hoort bij de natuurlijke ontwikkeling op het eiland. Zoogdieren die niet uit zichzelf naar Vlieland komen worden daarentegen geweerd. De vossen die  enkele jaren geleden door onbekenden waren uitgezet zijn dan  ook gevangen, omdat ze de op de grond nestelende vogels bedreigden.  Ook voor eekhoorns is geen plaats op Vlieland. Toch zijn er genoeg mensen die vinden dat die  beesten in de dennenbossen thuishoren. Stof genoeg voor discussie op de terugweg.

Dat er hier wat gaat veranderen is zeker. Vogelbescherming Nederland heeft van het Waddenfonds bijna 3,5 miljoen gekregen om meer mensen te laten genieten van de vogelrijkdom in Noord-Nederland. Rust voor vogels, ruimte voor mensen, heet het project waar organisaties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Friese, Groningse en Noord-Hollandse Landschappen aan meewerken. In de Kroon’s polders zitten de vogels op de eerste rang. Nu de mensen nog. Kijkhutten moeten er komen, zodat we lepelaars en aalscholvers op ons gemak kunnen bewonderen. En wie weet zelfs een blauwe kiekendief.