De eerste promovendus van het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit is een Zeeuw. Martin van den Broeke verdedigt in juni zijn proefschrift over Zeeuwse buitenplaatsen. Een treffende illustratie van de nationale en internationale ambities van het Kenniscentrum, zo bleek tijdens een symposium, gisteren in Groningen.

De eerste promovendus van het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen is een Zeeuw. Martin van den Broeke verdedigt in juni zijn proefschrift over Walcherse buitenplaatsen. Een treffende illustratie van de nationale en internationale ambities van het Kenniscentrum, zo bleek tijdens een symposium woensdag in Groningen.

Martin van den Broeke, jurist en beleidsmedewerker bij het ministerie van Economische Zaken, heeft van zijn hobby zijn proefschrift gemaakt. En na twintig jaar onderzoek verdedigt hij als allereerste promovendus van het Kenniscentrum Landschap op 30 juni zijn onderzoek. Tijdens het tweede Landschapssymposium van het Kenniscentrum presenteerde Van den Broeke op aanstekelijke wijze zijn Zeeuwse resultaten. ‘Ook fijn, om een keer over de grenzen van Noord-Nederland heen te kijken’, verzuchtte een van de deelnemers.

Indonesië

Hoogleraar Theo Spek had eerder op de dag al een opsomming gegeven van alle projecten waar het Kenniscentrum bij betrokken is en constateerde zelf dat het centrum steeds verder Nederland intrekt. Er komen cursussen in Brabant, onderzoek verschuift van Drenthe naar Twente en er is een promovenda uit Indonesië. Bovendien staat er een groot onderzoeksproject naar de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van de Zuiderzee op stapel, waarin wordt samengewerkt met de universiteiten van Utrecht en Wenen.

Walcheren

Dat het eerste promotieonderzoek over Walcheren gaat, is dus niet zo vreemd. Van den Broeke, afkomstig van Walcheren, is in twintig jaar tijd honderden buitenplaatsen op het spoor gekomen. Zijn dissertatie handelt over de vraag welke factoren het ontstaan, de ontwikkelingen en de verdwijning van buitenplaatsen op Walcheren kunnen verklaren. Het eiland Walcheren is een dankbare casus, de elite woonde en recreëerde op hetzelfde eiland. Soms lag de buitenplaats zelfs zeer dichtbij het eigen woonhuis.

Op een kluitje

Van den Broeke liet aan de hand van vele oude kaarten zijn model zien waarin verschillende zones vallen te onderscheiden waar men buitenhuizen bouwde: de singel, de stadsrandzone en het platteland. Elke zone had zo z’n eigen bewoners. Niet alleen klonterden ze op grond van stand, maar ook op grond van politieke voorkeur samen. Zo zag Van den Broeke de politieke strijd die rond 1700 in Middelburg woedde terug in de plek waar de regenten hun buitens hadden. Factiegenoten zochten elkaar op en bouwden hun buitenplaatsen in hetzelfde gebied.

Ossen

De buitenplaatsen kenden een grote variatie in verschijningsvorm: klein, groot, bombastisch en eenvoudig, met lusthoven en productiebossen, met siertuinen en moestuinen. De regenten uit bestuursstad Middelburg waren meer gericht op pracht en praal, terwijl de kooplieden en zeevaarders uit Vlissingen praktischer waren ingesteld en probeerden nog wat te verdienen op hun landgoed, bijvoorbeeld door het vetmesten van ossen voor de VOC.

Veel buitenplaatsen werden in de loop van de tijd afgebroken of kregen een bestemming als boerderij. Dat trouwens niet alles goud was wat er blonk, blijkt wel uit de buitenplaats op de afbeelding, Vrijburg. Het imposante landhuis had maar een paar ingerichte kamers, en Anna Mersen, de vrouw des huizes, woonde in de boerderij op het terrein. Dat we deze prachtige gravure hebben, heeft een politieke oorzaak, vertelt Van den Broeke. Toen Stadhouder Willem III in 1688 koning van Engeland werd, steeg het prestige van zijn Zeeuwse aanhangers. Ze lieten een nieuw boek over Zeeland verschijnen, met daarin gravures van de buitenplaatsen. Niet álle buitenplaatsen; alleen van de koningsgezinde lieden.

Het proefschrift van Martin van den Broeke verschijnt bij uitgeverij Verloren in een handelseditie.
‘Het pryeel van Zeeland.’ Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820.
€ 49,-